Het Wetboek van Strafvordering ‘toekomstbestendig’ maken, komt neer op efficiëntie bevorderen en bezuinigen, stellen AR-lid van de Nederlandse orde van advocaten Bert Fibbe en voorzitter van de adviescommissie strafrecht Rob van der Hoeven. Diepgewortelde principes die de positie van de verdachte beschermen worden geofferd, zeggen de strafrechtadvocaten. De werkelijke knelpunten in de strafrechtketen blijven volgens hen buiten schot.
Met het ‘moordende tempo’ waarmee de minister van Veiligheid en Justitie de negentien wetsvoorstellen voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering behandelt, hebben Bert Fibbe en Rob van der Hoeven grote moeite. Fibbe, lid van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA), portefeuillehouder strafrecht en Van der Hoeven, voorzitter van de adviescommissie strafrecht van de NOvA, zitten in een vergaderzaal op de bovenste verdieping van NautaDutilh in Rotterdam. Fibbe is er gespecialiseerd in belasting- en milieudelicten, economische criminaliteit en strafrechtelijke belastingprocesvoering. Van der Hoeven heeft zich toegelegd op fraudezaken, fraudeonderzoek, milieustrafrecht en economische delicten.
De herziening van het Wetboek van Strafvordering, door voormalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten ‘mega-operatie’ genoemd, moet ervoor zorgen dat dit wetboek ‘beter aansluit bij en toegankelijker is voor de rechtspraktijk en de burger. Ook zal het de prestaties in de strafrechtketen verbeteren’. Dat zei Opstelten tijdens het congres Modernisering Wetboek van Strafvordering op 19 juni 2014 in de Rijtuigenloods in Amersfoort. De concept-Contourennota, met daarin de belangrijkste plannen, is begin februari van dit jaar voor advies naar belanghebbenden gestuurd. Vanaf het najaar van 2015 hoopt het ministerie in vier tranches de wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer in te dienen.
De adviescommissie strafrecht kwam eind maart met een zeer kritisch rapport over de concept-Contourennota. Bij de overwegingen van de adviescommissie sluit de algemene raad van de NOvA zich aan.
Volgens Bert Fibbe en Rob van der Hoeven wordt de strafrechtadvocatuur en daarmee de positie van de verdachte benadeeld ten opzichte van de andere ketenpartners in het wetgevingstraject. Toen de NOvA in maart van het afgelopen jaar te horen kreeg dat er plannen bestonden het huidige Wetboek van Strafvordering te herzien, waren andere betrokkenen, de zittende magistratuur, het Openbaar Ministerie en de politie hier al een aantal maanden van op de hoogte. ‘Wij vonden het jammer dat wij daarbij later betrokken werden,’ zegt Fibbe. Ook wijst hij erop dat de andere partijen onderdeel uitmaken van de overheid en een overheidsvergoeding krijgen om aan dit project te werken. De advocatuur krijgt deze vergoeding niet. Ten onrechte, volgens Fibbe. ‘Het gaat om een procedure waarin de verdachte centraal staat. Dan is het niet gek als je input van de advocatuur wilt en daar iets voor op tafel moet leggen. Een staatscommissie voor een project als dit, herziening van een belangrijk wetboek, zou zeker op zijn plaats zijn.’
Dan dat ‘moordende tempo’ waarop de wetsvoorstellen ontstaan. Dat heeft volgens Fibbe grote risico’s. ‘Die openbaren zich bij elke expertmeeting en elke bespreking met het ministerie die er over deze plannen wordt gevoerd. Er is altijd te veel te bespreken of te weinig tijd. De onderwerpen worden niet voldoende uitgediept. Er blijft altijd veel ongezegd.’
Van de noodzaak het hele Wetboek van Strafvordering te herzien, heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie Fibbe en Van der Hoeven niet kunnen overtuigen. ‘Er wordt eigenlijk een beetje getamboereerd van: dat wetboek moet er moderner uitzien en dan gaat het opeens allemaal goed. Maar hoe dat in zijn werk gaat, wordt nergens uitgelegd.’ De twee zijn ervan overtuigd dat er andere, veel prangender problemen zijn binnen de strafrechtketen. ‘De echte knelpunten blijven buiten schot,’ zegt Fibbe. Hij wijst op problemen in de ICT-structuur van de politie en gebrekkige digitalisering. Of de werkprocessen van het Openbaar Ministerie en de onmogelijkheid voor advocaten om contact te krijgen met een officier van justitie over een lopende strafzaak. Ook lopen zaken volgens hem vertraging op door onderbezetting bij de rechterlijke macht. Daarnaast noemt Fibbe het gegeven dat zaken door wisselende samenstellingen van rechtbanken worden behandeld. Daardoor moeten verschillende rechters zich steeds opnieuw in dezelfde zaak inwerken, wat leidt tot vertraging. ‘Het is hoogst opmerkelijk dat de Contourennota die werkelijke knelpunten van het strafproces niet noemt, laat staan effectieve maatregelen tot verbetering voorstelt,’ schreef de adviescommissie strafrecht in het advies van 31 maart.
Fibbe: ‘Als je die strafrechtketen wilt verbeteren, moet je eerst analyseren waar de fouten of tekortkomingen zitten. Dat heb ik hier niet gezien.’ Hij wijst er ook op dat er geen kosten-batenanalyse is gemaakt van de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Zonder zo’n analyse is het volgens Fibbe en Van der Hoeven onmogelijk om de prioriteiten voor de verbetering van de strafrechtketen juist te kunnen stellen.
Hellend vlak
Niet alleen bij het wetgevingstraject en bij de noodzaak van een nieuw Wetboek van Strafvordering, plaatsen Fibbe en Van der Hoeven kanttekeningen, maar ook over de inhoud van de plannen zijn zij kritisch. Zo bestond er in de aanloop naar de Contourennota het plan om het strafvorderlijke legaliteitsbeginsel in te perken. Opstelten zei tijdens zijn toespraak op 19 juni 2014 dat hij wil komen met ‘formele wetgeving die voldoende ruimte biedt voor lagere regelgeving. Daarin kan sneller worden gereageerd op maatschappelijke ontwikkelingen en op behoeften uit de praktijk van de strafrechtspleging. Dit kan in AMvB’s, ministeriële regelingen en aanwijzingen van het College van procureurs-generaal’. De Contourennota wijst er volgens Van der Hoeven op dat de minister hier weer van is teruggekomen. ‘We hopen het van ganser harte. Als je het legaliteitsbeginsel gaat inperken, haal je de controle bij het parlement weg. Dan ben je echt op een hellend vlak bezig.’
De strafrechtadvocaten wijzen erop dat bepaalde plannen de positie van de verdachte aantasten. Zo bestaat het plan om de focus in het strafproces naar het voorbereidend onderzoek te verleggen. Dat moet doorlooptijden van procedures verkorten. ‘In een stadium waarin de omvang van de beschuldiging nog niet duidelijk is, moet de verdediging in een aantal gevallen haar eigen verdedigingspositie bepalen. Dat is in strijd met de beginselen van fair trial,’ zegt Van der Hoeven.
Voor de positie van het slachtoffer heeft de Contourennota volgens Fibbe en Van der Hoeven onevenredig veel aandacht. Ook wijzen de strafrechtadvocaten erop dat het onmiddellijkheidsbeginsel onder grote druk komt te staan. Volgens de plannen van het nieuwe wetboek wordt de zittingsrechter zo veel mogelijk ontlast. De rechter-commissaris doet het werk dan vooraf. ‘Vanuit het oogpunt van efficiency wordt de beoordeling naar het vooronderzoek verplaatst,’ zegt Bert Fibbe. ‘Daarmee neemt de minister – ondanks de lessen die Nederland het afgelopen decennium heeft geleerd (Twee van Putten, Schiedammer Parkmoord, Lucia de B.) een risico.’
Het plan om de sanctionering van door het OM en de politie gemaakte fouten buiten het strafproces te laten plaatsvinden, stuit de strafrechtadvocaten ook tegen de borst. ‘Een “interne” sanctionering binnen het OM of de politie is ondoorzichtig en met name niet geschikt om “systeemfouten” te voorkomen. Bovendien keurt de slager dan zijn eigen vlees,’ schreef de adviescommissie hierover.
Naast alle bezwaren brengt een nieuw Wetboek van Strafvordering ook kansen met zich mee, volgens Fibbe en Van der Hoeven. In het wetboek zouden volgens de strafrechtadvocaten sancties moeten worden opgenomen tegen het overschrijden van termijnen. Termijnen bijvoorbeeld waarbinnen het OM moet ingaan op verzoeken die namens een verdachte of namens het slachtoffer worden ingebracht. Termijnen waarbinnen de rechterlijke macht verzoeken, vorderingen en klaagschriften moet behandelen. Termijnen waarbinnen de politie een proces-verbaal moet opmaken. Fibbe: ‘In de plannen kun je zien dat van de verdachte die wordt bijgestaan door een advocaat wordt verwacht dat hij in een zo’n vroeg mogelijk stadium vertelt wat hij wil en wat er moet gebeuren. Doe je dat niet, dan is je beurt voorbij. Datzelfde systeem wordt met grote nadruk niet gehanteerd voor de rechter, de officier van justitie of de politie. De minister zegt: ik streef naar een wetboek dat helder is, dat zelfs zo helder is dat de burger het zou kunnen lezen. Een toekomstbestendig wetboek. Dan moet je ervoor zorgen dat het herziene Wetboek van Strafvordering de normen zelf bewaakt. Dus een norm, prima. Maar een norm die niet wordt bewaakt, is geen norm.’
Ondergeschoven kindje
Ondergeschoven kindje in de plannen van de minister is volgens Fibbe en Van der Hoeven het vergoedingensysteem voor strafrechtadvocaten. Fibbe en Van der Hoeven benadrukken dat vele gemaakte uren al niet of nauwelijks worden vergoed. Met de terugkerende bezuinigingen en de toegenomen inspanningen voorafgaand aan en tijdens verhoor vanwege de Salduz-jurisprudentie, nemen de vergoedingen steeds verder af. Strafrechtadvocaten, zeker zij die alleen toevoegingszaken doen, hebben het niet ruim, onderstrepen Fibbe en Van der Hoeven. ‘De komende jaren wordt ook de raadsman bij politieverhoor geregeld. Dat betekent dat de strafrechtadvocaat dan meer werk krijgt en dat wordt niet of nauwelijks betaald. De consequentie zou weleens kunnen zijn dat er minder goede strafrechtadvocaten overblijven om het belangrijke werk, dat van het bijstaan van verdachten in politieverhoren, goed te kunnen doen. We hebben in het recente verleden een aantal gevallen in Nederland gehad waarin bleek dat door valse bekentenissen mensen een lange tijd ten onrechte zijn veroordeeld. Dat kun je onder meer in belangrijke mate voorkomen door te zorgen voor goede rechtshulp in de beginfase van het onderzoek. Die goede rechtsbijstand staat op het spel, ja. Dat durf ik wel voor mijn rekening te nemen,’ zegt Rob van der Hoeven.
Fibbe wijst er in aanvulling op dat er in de loop van de afgelopen tientallen jaren, dankzij gefinancierde rechtsbijstand, gespecialiseerde strafrechtkantoren zijn ontstaan. ‘Dat gaat niet van de ene op de andere dag. Dat vergt jaren werk, investering, studie en opbouw. Als, zoals nu gebeurt, je daarop gaat snoeien, breekt dat af. Hiermee richt je grote schade aan. Dus mijn gedachte is dat de staat zuinig moet zijn op gespecialiseerde strafrechtkantoren. De rechterlijke macht en het OM komen anders ook zelf in de problemen. Want als er geen goede advocatuurlijke bijstand is, stokt het hele systeem. Dus er is grote zorg. En er is ook grote zorg vereist.’
Rob van der Hoeven vergelijkt de manier waarop het ministerie het Wetboek van Strafvordering wil herzien met de invoering van de ZSM-procedures, waarbij de officier van justitie een strafbeschikking uitvaardigt zonder dat hier een rechter aan te pas komt. Deugdelijke rechtsbijstand is hierbij volgens Van der Hoeven op een ‘vergaand onvoldoende manier’ aanwezig. ‘Er wordt ingezet op snelheid en veel minder gekeken naar belangrijke beginselen van het strafrecht. Heeft die verdachte nou wel kans om in te brengen wat hij van belang vindt? Dat komt onvoldoende tot uiting. Datzelfde zien we in deze wetsvoorstellen.’
Volgens Bert Fibbe is het gevaarlijk om bezuinigen als uitgangspunt te nemen bij het herzien van het Wetboek van Strafvordering. ‘Dan ga je een product besnoeien op basis van wat je nu ziet. Terwijl je zeker weet dat het de bedoeling is dat het wetboek de komende, laten we zeggen halve eeuw of hele eeuw, het vorige Wetboek van Strafvordering stamt uit 1926, meegaat. Het gevaar is dat je het product van de toekomst meet met de maat van nu.’
Hij adviseert de minister dan ook het volgende bij de herziening van het Wetboek van Strafvordering: ‘Leidend moet zijn: de kwaliteit. Als je de strafrechtketen wilt verbeteren, moet je deze eerst analyseren. Bekijk wat de tekortkomingen bij de verschillende schakels; politie, OM, zittende magistratuur, van de keten zijn. Die problemen worden niet, en zeker niet primair, gevormd door de regels van het huidige Wetboek van Strafvordering. Het zijn haperingen van organisatorische aard, van capaciteit. Is er wel genoeg capaciteit? Is er genoeg kennis en kunde? Ga daarmee aan het werk. En als het dan nog niet goed loopt, kijk dan naar de regels. Kort samengevat: kijk eerst naar de keuken. Zorg dat die op orde is. En ga daarna werken aan het kookboek. Niet omgekeerd.’ «
Drie vragen aan: Bert Fibbe
Bekijk op Advocatenblad.nl het filmpje met het interview met AR-lid van de NOvA Bert Fibbe over de plannen om het Wetboek van Strafvordering te herzien.
Rob van der Hoeven (1958)
1984: advocaat bij Van Hoolwerf Advocaten, algemene praktijk
1984-1989: advocaat bij Burgers & Ran Advocaten, commuun strafrecht
1989-2001: advocaat bij Nuijten van de Weerdt Advocaten, strafrecht: fraude, economische delicten
2001-heden: advocaat, partner bij NautaDutilh, gespecialiseerd in fraudezaken, fraude-onderzoeken, milieustrafrecht en economische delicten
Nevenfuncties: docent aan het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtwetenschappen en coördinator van de Specialistenopleiding voor Strafrechtadvocaten. Lid van het Anti-Money Laundering Committee en het Criminal Law Committee van de Council of Bars and Law Societies of Europe (CCBE)
Voorzitter van de adviescommissie strafrecht van de NOvA
Bert Fibbe (1948)
1977-1982: advocaat bij De Brauw & Helbach, werkzaam op gebied van vennootschapsrecht
1982: gerechtsauditeur, Rechtbank Middelburg, civiele sector
1983: rechter, Rechtbank Middelburg, civiele sector
1985: rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, Rechtbank Middelburg
1988-1993: vicepresident Rechtbank Middelburg, voorzitter strafsector en later civiele sector, kortgedingrechter
1993-heden: advocaat, partner bij NautaDutilh, gespecialiseerd in belasting- en milieudelicten, economische criminaliteit en strafrechtelijke belastingprocesvoering
Nevenfunctie: AR-lid van de Nederlandse orde van advocaten, portefeuillehouder strafrecht
Sabine Droogleever Fortuyn