Hoewel een blik uit het raam anders doet vermoeden, is het jaar 2015 al bijna voor de helft verstreken. Dat is meer dan slechts een chronologische constatering. Het betekent ook dat het einde van mijn dekenaat in zicht komt. Vorige maand stond in het Advocatenblad een vacature voor mijn opvolger.
Zo’n vacature genereert reacties als ‘wat doet een deken eigenlijk?’ Welnu, de functie geeft veel voldoening, zeker in een tijdsgewricht waarin de verworvenheden van de rechtsstaat soms naar de achtergrond dreigen te verdwijnen. Wat ik zoal doe, is makkelijk te beantwoorden; laat ik dat illustreren aan de hand van mijn agenda van de afgelopen weken.
Zo was er het seminar voor de adviescommissies van de NOvA, die belangrijk werk doen voor de juridische kwaliteit van nieuwe wetgeving. Of het Grote Kantoren Overleg, waar het onder meer ging over manieren om de advocatuur te vernieuwen en mee te veranderen met de maatschappij. De NOvA werkt aan een innovatieplatform waarin advocaten en stemmen van buiten de advocatuur best practices kunnen delen en kunnen discussiëren over de uitdagingen die bijvoorbeeld de toenemende digitalisering aan ons stelt. Maar wij hebben niet alle antwoorden, oplossingen moeten ook vanuit de advocatuur zelf komen. Daarnaast zijn de besprekingen met de specialisatieverenigingen van groot belang en mag ik niet het overleg met de commissie-Wolfsen (over de rechtsbijstand) onvermeld laten.
Ook is het de taak van deken eigen beleid kritisch te blijven volgen en zo nodig bij te sturen.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de nieuwe Beroepsopleiding Advocaten. Vanaf de start van de BA heb ik zowel positieve signalen als kritische geluiden over de opleiding gehoord. Om deze geluiden te objectiveren, heeft de algemene raad opdracht gegeven tot een onafhankelijke evaluatie van de opleiding. De conclusies verwachten wij in juni. Vooruitlopend daarop is er al een aanpassing gedaan in de eisen voor het eerste cohort stagiaires.
Ook contact met zusterorganisaties, zoals bijvoorbeeld de KNB, is van groot belang. Treedt daar een nieuwe voorzitter aan, zoals onlangs het geval was, dan maak ik daar graag kennis mee om te zien welke inhoudelijke raakvlakken we hebben en hoe we elkaar eventueel kunnen versterken, bijvoorbeeld op het punt van de aanvallen op het verschoningsrecht van geheimhouders.
Ook ben ik regelmatig op het Binnenhof te vinden om daar een broodje te eten met Kamerleden. Laatst nog om kennis te maken met de nieuwe woordvoerder V&J van de VVD, Foort van Oosten, een oud-advocaat overigens. Of om bij te praten met senator Hans Franken van het CDA, een groot pleitbezorger van de toegang tot het recht. Zo’n ontmoeting is altijd nuttig. In mijn ervaring zijn de meeste Kamerleden drukbezet en stellen ze een persoonlijke toelichting van onze standpunten op prijs.
En dan heb ik het nog niet over de reguliere werkzaamheden zoals het voorzitten van het college van afgevaardigden, het college van toezicht en de algemene raad. Zo bezien is 2015 een kort jaar dat snel voorbij zal zijn. Ik zal me er tot die tijd vol voor inzetten.
Walter Hendriksen