Het ‘sukkelarrest’ is er. Het hof spreekt de mompelende advocaat vrij. Die vrijspraak neemt de ongelijke behandeling van advocaten enerzijds en officieren en andere opsporingsambtenaren anderzijds niet weg.

 

Hans Oudijk1

 

Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft op 29 april jl. arrest gewezen in wat in de volksmond de ‘sukkelzaak’ is gaan heten. Aanleiding was het horen door de Bredase advocaat Erik Thomas in 2009 van een inspecteur van politie als getuige. Het was een moeizaam verhoor, waarin de getuige moeite leek te hebben om de gestelde vragen naar waarheid te beantwoorden.2 Die vragen gingen over processen-verbaal waarvan de rechtbank later vaststelde dat er door de politie mee was geknoeid.3 Het gedrag van de verbalisant/getuige frustreerde mr. Thomas zodanig dat die op enig moment stopte met het stellen van vragen. Hij leunde achterover en verzuchtte: ‘Sukkel’. De politieman deed aangifte van belediging door de advocaat. De aangifte werd geseponeerd, maar de politieman nam daarmee geen genoegen en diende een klacht ex artikel 12 Sv in. Het gerechtshof vond die klacht gegrond en gaf in 2011 bevel om de advocaat te vervolgen.4

 

Uit een analyse van de jurisprudentie volgt dat dit bevel van het Bossche hof problematisch is. Dezelfde kamer van het hof wees in 2013 een klacht over niet-vervolging van een officier van justitie af, die op een openbare terechtzitting de verdachte had uitgemaakt voor een ‘laffe loser’ en een ‘man zonder ruggengraat’ omdat deze uitingen van de officier niet onbetamelijk zouden zijn.5 Uit andere jurisprudentie volgde dat een politieman ook gerust mag verzuchten dat iemand een ‘kutwijf’ is en dat rechters advocaten het woord ontnemen voor aanmerkelijk minder krasse uitspraken. De rechtbank te Breda werd op deze problemen gewezen, maar veroordeelde mr. Thomas toch.6 Een straf werd niet opgelegd. Wel moest de advocaat zijn ‘slachtoffer’ een schadevergoeding van 75 euro betalen.

 

Het hof laat deze veroordeling niet in stand.7 De advocaat wordt vrijgesproken. De schadevergoedingsvordering van de verbalisant wordt bijgevolg niet-ontvankelijk verklaard. Als vanzelf komt dan de vraag op of we met een ‘eind goed, al goed’ het verwijt van klassenjustitie kunnen archiveren. Dat lijkt mij niet het geval.

 

De raadsman van advocaat Thomas had de niet-ontvankelijkheid van het OM in de vervolging bepleit omdat de tegengestelde vervolgingsbeslissingen leiden tot een ‘inequality of arms’ in de zin van artikel 6 EVRM, waarbij officieren van justitie vrijelijk zouden mogen beledigen terwijl advocaten moeten vrezen voor strafvervolging. Het hof wil daar niet aan en verwerpt dit verweer met een korte verwijzing naar het gegeven bevel. Als het hof een bevel tot vervolging geeft, kan het OM niet worden verweten dat het mensenrechten schendt door aan dat bevel te voldoen. Over de juistheid en rechtmatigheid van het bevel zegt het hof niets. Dat had best anders gekund. Met het standpunt ‘bevel is bevel’ kom je al enige tijd niet zo ver meer.

 

Het is overigens bepaald onzeker of een ruimere toetsing van het bevel tot niet-ontvankelijkheid had geleid. De stelling van de verdediging was dat de uitvoering van het bevel onrechtmatig was omdat het hof in een latere beschikking veel meer ruimte gaf aan de officier van justitie. Dat is een pleitbaar standpunt, maar het is de vraag of dit het eerdere bevel onrechtmatig maakte zodat de officier van justitie het naast zich neer moest leggen. Anders dan het hof in het hier besproken arrest doet voorkomen, bestaat er wel degelijk ruimte voor zo’n afweging. In een Arnhemse zaak had de rechtbank het OM niet-ontvankelijk verklaard wegens schending van het vertrouwensbeginsel.8 Het hof vernietigde dat vonnis omdat de omstandigheden waaraan het vertrouwen zou zijn ontleend allemaal dateerden van vóór het gegeven bevel tot vervolging.9 Daaruit volgt dat omstandigheden die zich voordoen nadat het vervolgingsbevel is gegeven wel degelijk aanleiding kunnen vormen voor een niet-ontvankelijkverklaring en dat is ook logisch. Maar dan kunnen dergelijke omstandigheden ook door het OM worden betrokken bij de vervolgingsbeslissing. Het OM moet immers geen onrechtmatige vervolging entameren alleen omdat die op een eerder moment werd bevolen.

 

De verdediging had in beide instanties geopperd dat er bij (de beklagkamer van) het hof sprake was van ‘voortschrijdend inzicht’ en dat aan alle togadragers meer ruimte moet worden vergund. Een wijziging van jurisprudentieel inzicht derhalve, die het vervolgingsbevel van 2011 kennelijk in 2013 al had achterhaald. Ik vrees dat het hof dit betoog had moeten verwerpen. Rechters maken nog altijd onderscheid tussen officieren enerzijds en advocaten anderzijds. Veel confrères zijn zo voorzichtig dat zij in een soort ‘anticiperende gehoorzaamheid’ alles proberen te vermijden wat de rechter misschien minder graag hoort. Als een advocaat zich meer permitteert dan de rechter gewenst vindt, wordt hem desnoods gewoon het woord ontnomen. Dat kan ver gaan. In februari werd het advocaat Popescu in Breda onmogelijk gemaakt om een verzoek tot aanhouding toe te lichten, waarop hij de rechtbank wraakte. Op enig moment is hem niet alleen het woord ontnomen, maar werd hij zelfs uit de zittingszaal verwijderd. Zijn wrakingsverzoek heeft hij verder maar in de wrakingskamer toegelicht. De wraking werd toegewezen met een motivering die de gewraakte rechters niet graag zullen hebben gelezen.10 Dat neemt niet weg dat deze zaak goed illustreert hoe moeilijk het kennelijk voor sommige rechters is om in gelijke mate respectvol om te gaan met officieren en advocaten.

 

Die ongelijke ruimte voor de bij het proces betrokken professionals is structureel en volgens mij ook door de beklagkamer van het Bossche hof in de beschikkingen uit 2011 en 2013 gewild. Maar dat kun je als strafkamer van datzelfde hof moeilijk in een arrest zetten. De gekozen oplossing is wel zo diplomatiek. Overigens is de ontvankelijkheidsbeslissing op zichzelf niet onverdedigbaar. Het hof had kunnen motiveren dat het bevel tot vervolging ook in het licht van de beschikking uit 2013 niet zo kennelijk onrechtmatig was, dat geen redelijk handelend officier het mocht opvolgen. Veel meer toetsingsruimte heeft het hof bij vervolgingsbeslissingen niet.

 

De grootste angel van het arrest zit ook nu in de motivering van de bewijsbeslissing. De vrijspraak wordt immers alleen gegeven omdat het hof aanneemt dat de advocaat voor zichzelf en voor de politieman onverstaanbaar ‘sukkel’ heeft gezegd. Hij hoefde er volgens het hof niet op te rekenen dat dit voor anderen verstaanbaar zou zijn. En toen mr. Thomas voor de tweede keer ‘sukkel’ zei, was dit zuiver op navraag. Hij wilde toen de politieman alleen maar informeren, niet hem beledigen. Zo gezien had hij geen opzet op belediging, dus: vrijspraak.

 

Deze constructie van het hof komt mij wat gekunsteld voor. De advocaat zat in een verhoor in het kabinet van de rechter-commissaris ingeklemd tussen drie andere advocaten, samen met een rc, een griffier en de aangever. Wie ooit in zo’n kamer is geweest, kan zich met mij moeilijk voorstellen dat je iets zegt zonder dat je er ernstig rekening mee moet houden dat het door minstens één ander wordt gehoord. En dat je tegen een politieman moet kunnen zeggen dat je hem een sukkel noemde zonder dat je moet bedenken dat de agent dat beledigend kan vinden? Opmerkelijk. Ik raad niet aan om het uit te proberen.

 

De klassenjustitie wordt met het arrest van het hof in stand gehouden. Advocaten mogen hooguit onverstaanbaar verzuchten. Officieren van justitie en politieambtenaren mogen gewoon uit volle borst beledigende taal uitslaan. Voor dat onderscheid kan ik geen enkele rechtvaardiging bedenken.

 

Daarnaast is de sukkelzaak ook een illustratie van de voortschrijdende futilisering van het strafrecht. We steken zakken vol belastinggeld in de strafvervolging van dronken of boze burgers die zich ‘klootzak’, ‘sukkel’ of ‘mafkees’ laten ontvallen. Vanzelfsprekend alleen maar als het tegen een ambtenaar wordt gezegd. Als een burger aangifte zou willen doen van het feit dat zijn buurman hem een sukkel heeft genoemd, wordt hij waarschijnlijk het bureau uitgelachen.

 

Het is al eerder gezegd door bijvoorbeeld Buruma en Jörg: politiemensen hoeven misschien geen dikkere huid te hebben dan burgers, maar langere tenen zijn ook nergens voor nodig.11 Inmiddels zitten beide heren in de strafkamer van de Hoge Raad. Misschien komt er dan toch een meerderheid in dat college die eens uitspreekt dat geen redelijk handelend officier van justitie iemand gaat vervolgen voor relatief licht beledigende aanduidingen. Het hoeft je woordkeuze niet te zijn, maar het is volstrekt overdreven om met strafvervolging te reageren. Aansluitend bij een ander actueel debat over de manier waarop je een staatkundig streven mag uitdragen zeg ik: fuck de sukkel!12

 

 

Noten
1 Hans Oudijk is advocaat bij Advocatenkantoor Oudijk in Venlo.

 

2 Zo ook het vonnis van de rechtbank in de ‘sukkelzaak’: ECLI:NL:RBZWB:2013:8352, onder 4.3.

 

3 De omvangrijke drugszaak tegen alle verdachten eindigde om die reden met een niet-ontvankelijkheid van het OM. Zie bijv. ECLI:NL:RBBRE:2010:BL0898 en ‘Drugszaak kapot door meineed agenten’, in BN DeStem 27 juni 2010.

 

4 ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ3626

 

5 Hof ’s-Hertogenbosch 9 juli 2013, K12/0455, (nog altijd) niet gepubliceerd.

 

6 ECLI:NL:RBZWB:2013:8352. Zie hierover ook mijn ‘De advocaat als rund’, Advocatenblad 2013-9, blz. 20-22 en ‘Sukkelzaak: verzuchting leidt tot veroordeling’, Advocatenblad 2013-11, blz. 7, online door Advocatenblad gepubliceerd als ‘Klassenjustitie: verzuchting advocaat leidt wel tot veroordeling’.

 

7 ECLI:NL:GHSHE:2015:1593.

 

8 ECLI:NL:RBGEL:2013:3849.

 

9 ECLI:NL:GHARL:2014:5716.

 

10 ECLI:NL:RBZWB:2015:1862. De wrakingskamer komt onder andere tot de vaststelling dat niet (goed) naar de raadsman is geluisterd, dat de rechtbank het recht heeft miskend, dat de raadsman geen mogelijkheid kreeg om zijn verzoeken toe te lichten, dat de voorzitter heeft beslist zonder overleg met de andere leden van de kamer en dat een door de rechtbank gegeven toelichting inhoudelijk onbegrijpelijk is.

 

11 Vgl. bijv. Y. Buruma, Flutzaken, DD 2006, blz. 364-375 en zijn noot onder HR 22-12-2009, NJ 2010, 671 en de conclusie van N. Jörg voor dat arrest en ECLI:NL:PHR:2011;BQ3106.

 

12 Vgl. Philippe Remarque, Laat ons gezellig ‘fuck de koning’ roepen, hoofdredactioneel commentaar in de Volkskrant van 6-5-2015.

 

Download artikel als PDF

Advertentie