– Hof van discipline, 25 augustus 2014, zaaknr. 7185, ECLI:NL:TAHVD:2014:263.
– Tuchtprocesrecht.
– Mogelijkheid van herziening geldt niet voor klager.
Klager verzoekt herziening van een beslissing van het hof van discipline. In deze beslissing had het hof de ongegrondverklaring van een klacht tegen mr. X bekrachtigd. Het hof overweegt dat tegen zijn beslissingen in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld en evenmin is voorzien in herziening van een uitspraak van de tuchtrechter.
Het hof besliste eerder dat in een uitzonderlijke situatie, bij schending van fundamentele rechtsbeginselen, wel aanleiding kan bestaan voor een herziening (beslissing van 14 juni 1999, zaaknummer 2509). Het hof besliste daarna dat alleen een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd een beroep kan doen op schending van fundamentele rechtsbeginselen (beslissing van 15 oktober 2007, zaaknummer 4727).
Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Klager stelt dat geen sprake is van een eerlijk proces omdat een verweerder wel een verzoek tot herziening kan doen en een klager niet. Het hof acht evenwel geen aanleiding de uitzondering ook toe te laten voor die gevallen waarin een klager een beroep kan doen op schending van fundamentele rechtsbeginselen omdat de wet geen rechtsmiddel en geen mogelijkheid van herziening kent. Daarom kan het verzoek tot herziening niet in behandeling kan worden genomen.
Niet-ontvankelijk.
– Hof van discipline, 23 januari 2015, zaaknr. 7291, ECLI:TAHVD:2015:25.
– Gedragsregel 7.
– Herziening wegens onjuiste feitelijke aanname door het hof waarover partijen niet zijn gehoord. Herziening is ook mogelijk als de klacht gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel.
Mr. X vraagt herziening van de uitspraak van het hof van 16 mei 2014
(ECLI:NL:TAHVD:2014:208, samengevat in deze rubriek in Advocatenblad 2015/4).
Het hof oordeelde in die uitspraak dat mr. X zich schuldig had gemaakt aan belangenverstrengeling door de broer van klager te adviseren in een geschil tegen klager over de ontvlechting van hun gemeenschappelijke belangen. De daarvoor dragende aanname van het hof was dat een kantoorgenoot van mr. X als notaris die ontvlechting in aktes had vastgelegd. Het hof had de klacht gegrond verklaard, zonder daarbij een maatregel op te leggen.
In de herzieningsprocedure voert mr. X met succes aan dat het hof ten onrechte heeft aangenomen dat hij en de betrokken notaris kantoorgenoten waren. Beide waren weliswaar in het verleden kantoorgenoten geweest, maar die band was al vijftien jaar verbroken op het moment dat de notaris de aktes passeerde.
Het hof stelt conform zijn vaste jurisprudentie voorop dat herziening van een tuchtrechtelijke uitspraak alleen mogelijk is bij schending van fundamentele rechtsbeginselen, en alleen op verzoek van de advocaat aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Klager had slechts gesteld dat mr. X en de notaris oud-kantoorgenoten waren (geweest). Het hof overweegt dat de gegrondverklaring van de klacht dus was gebaseerd op een feitelijke onjuistheid, waarover partijen niet zijn gehoord en zich niet hebben uitgelaten. Daarom is de beslissing in strijd met het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor en kan zij niet in stand blijven.
Weliswaar kreeg mr. X geen maatregel opgelegd, maar de gegrondverklaring van de klacht staat in dit verband gelijk aan een veroordeling van klager.
Noot bij voorgaande twee uitspraken
Uit deze twee uitspraken blijkt dat alleen de aangeklaagde advocaat om herziening – waarin de Advocatenwet niet voorziet – van een uitspraak van de tuchtrechter kan vragen. Tot nu toe kon alleen de advocaat aan wie een maatregel is opgelegd dit doen, maar nu bestaat die mogelijkheid ook voor de advocaat wiens handelen, zonder oplegging van een maatregel, tuchtrechtelijk is afgekeurd. Voor herziening is vereist dat de tuchtrechter fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden. De klager wiens klacht ongegrond is verklaard, kan geen herziening vragen. H.U.