Er wordt wel eens wat op afgedongen op de regels over confraternele correspondentie. Maar nu had de tuchtrechter Arnhem/Leeuwarden het toch te krap genomen.
Mr. X was advocaat van een meerderjarige student, wiens ouders in scheiding lagen. De jongeman woonde bij zijn vader maar dat ging niet meer. Dus ging hij op kamers, en eiste van de vader dat die dat zou betalen. In die procedure beriep mr. X zich op een brief die de advocaat van de vader aan de advocaat van de moeder had geschreven, in de echtscheidingszaak. Zonder eerst te overleggen. Niks mis mee, vond de raad van discipline Arnhem/Leeuwarden: gedragsregel 12 was niet van toepassing. Het ging immers om correspondentie tussen andere advocaten, in een andere zaak?
Maar het Hof van Discipline denkt er anders over. Gedragsregel 12 zegt dat advocaten onderlinge correspondentie niet mogen overleggen, behalve als het belang van hun cliënt dat echt noodzakelijk maakt. En dan nog alleen na onderling overleg, en als dat niks oplevert na advies van de deken. De ratio daarvan is dat advocaten vertrouwelijk met elkaar kunnen communiceren. Volgens het Hof geldt dat in beginsel ook voor opvolgend advocaten. En ook in een geval als dit, waarin het gaat om een briefwisseling tussen andere advocaten in een andere zaak.
Een poosje geleden knabbelde het Hof zelf wat af van die confraternele regel, namelijk bij de verplichting om in de dagvaarding het standpunt van de wederpartij te vermelden (substantiëringsplicht). Maar nu komt er dus aan een andere kant weer wat bij.
Mr. X was nog maar een beginner, ze snapte wat ze fout had gedaan en had haar excuses aangeboden. Dus werd het slechts een gegrondverklaring zonder maatregel.
Trudeke Sillevis Smitt