Rechtstreeks uit het bestuur van de Stichting Jonge Balie Nederland de algemene raad van de Ne-derlandse orde van advocaten in: slechts een enkeling ging Ruben Alderse Baas voor. Met zijn 31 jaar vormt de advocaat uit Groningen niet het prototype orde-bestuurder. Een interview met een van de jongste AR-leden ooit: ‘Als je het gevoel hebt dat je door de orde wordt belemmerd, moet je dan wel advocaat blijven?’
Of hij absoluut het jongste lid van de algemene raad ooit is, is niet met zekerheid te achterhalen. Maar dat Ruben Alderse Baas met 31 jaar één van de jongste advocaten is die zitting neemt in het bestuur van de Nederlandse orde van advocaten is duidelijk. Over wat de voorma-lig secretaris van de Stichting Jonge Balie Nederland precies gaat doen, kan hij nog niet veel vertellen; Alderse Baas heeft net de eerste twee AR-vergaderingen achter de rug. Eigenlijk wil hij nog even onder de radar blijven tot oktober, wanneer Marjan van der List de NOvA verlaat en hij haar portefeuille, met onder meer de beroepsopleiding, overneemt in een tandemfunctie met een van de andere nieuwe AR-leden.
Advocatenblad: Wat waren je beweegredenen om te solliciteren?
Alderse Baas: ‘In mijn sollicitatiegesprek zei ik dat ik zie hoe veel advocaten een negatieve houding ten opzichte van de orde hebben. Het lijkt wel of ze de NOvA zien als facturenmachine die geen steun levert; als orgaan dat alleen regels oplegt en dan ook nog eens aartscon-servatief is. Terwijl de orde zich hard maakt voor rechtsbijstand, een sterke lobby heeft. Ik wil bijdragen aan een positieve boodschap over de NOvA.
Er zou meer bewustwording moeten zijn dat advocaten in een markt opereren waarin ook rechtsbijstandsverzekeraars, mediators en louche incassoboeren actief zijn. Geschilbeslechting is niet meer het exclusieve domein van de advocaat. Wees je bewust dat je advocaat bent, dat je partijdig bent, dat is uniek. Dat je onafhankelijk bent, ook van de overheid. Ik zou willen dat advocaten meer een bepaalde trots voelen dat ze beëdigd zijn. Daar vloeit volgens mij de intrinsieke motivatie uit om te voldoen aan de normen en richtlijnen die daarbij horen. Als je het gevoel hebt dat je door de orde wordt belemmerd, moet je dan wel advocaat blijven? Moet je dan niet een van die andere drie geschilbeslechters worden?’
En je bent jong, was dat nog een factor?
‘De grootste groep in de advocatuur zijn de 31-40-jarigen. Daar behoor ik ook toe, net. Deze groep is niet goed vertegenwoordigd. Ik zie daarin net zo’n paradox als je in de ICT hebt. In de IT hebben de jonkies de kennis en worden ze gevraagd te adviseren. Maar de ouderen hebben de ervaring en weten welke afwegin-gen je moet maken. Het is wel verstandig dat er verjonging komt. Maar dat was niet een argument om al dan niet te solliciteren. Ik kreeg wel veel reacties van jonge advocaten na mijn benoeming: “Echt heel goed dat er eindelijk een jonge stem in de AR zit.” Kennelijk vonden ze dat ze die daarvoor niet genoeg hadden.’
Waarin verschilt de huidige generatie jonge advocaten van de oudere garde?
‘Ik denk dat de jongere generatie minder hiërarchie en vooraf vastgestelde patronen accepteert. Je kunt tegen iedereen opzien, ongeacht functie of leeftijd. De vraag is meer: heeft hij of zij een goed verhaal? Ik heb bewondering voor advocaten van alle leeftijden, omdat ze buiten gebaande paden gaan en iets interessants te vertellen hebben.’
Binnen de algemene raad zal Alderse Baas zich onder meer bezighouden met de beroepsopleiding, samen met Aai Schaberg, die later dit jaar aantreedt. Sinds de beroepsopleiding vernieuwd is, klinken er negatieve verhalen. In het afgelopen aprilnummer van het Advocatenblad betoogde advocaat Rogier Hörchner nog dat de opleiding obese is. Hij riep de NOvA op het programma terug te brengen tot normale proporties. Steven Schuit van de Law Firm School zei begin juni tegen Mr Magazine Online dat de NOvA aan opleidingsdrift lijdt en is ‘doorgeschoten’: ‘Je mag verwachten dat stagiaires het recht inhoudelijk al beheersen.’ Die feedback gaf de visitatiecommissie beroepsopleiding ook in haar rapport van maart.
Wat vind je van de kritiek op de beroepsopleiding advocaten? Is het programma obese? Is de NOvA doorgeschoten?
‘Ik kan die beleving, en daarmee de kritiek, wel begrijpen. Het lijkt dat er te veel toetstermen worden gehanteerd. Veel daarvan zijn termen die je ook in je master Nederlands Recht moet hebben gehad. Hoewel het belang van deze termen groot is, kun je je afvragen of die ook in de beroepsopleiding terug moeten komen, of dat je de betreffende advocaat zelf verantwoordelijk houdt voor die basiskennis, zodat de opleiding minder zwaar kan zijn.
Een andere oplossing is meer doen met de diagnostische toetsen. Bijvoorbeeld: laat elke stagiaire de toets maken en geef daarna een kleurcode. Heb je voldoende antwoorden goed, dan krijg je groen: een teken dat je het vak met jouw voorkennis prima zal kunnen volgen in de richttijd die ervoor staat. Krijg je oranje als uitslag dan moet je wel opletten, want dan lijkt het of je de basiskennis nog niet helemaal beheerst. En bij rood moet je je afvragen of je wel wilt deelne-men aan het vak, want dan heb je er echt geen verstand van. Zo zijn verwachtingen te managen. Dat zal rust brengen.
Maar wat zo gek is: vanuit de Stichting Jonge Balie Nederland kregen we destijds ook veel pósitieve verhalen van stagiaires die het een prima opleiding vonden. Ja, soms was het wat veel, maar dat vonden ze goed te behappen. Je moet het natuurlijk wel bijhouden.’
Dat is wel even anders dan toen jij de beroepsleiding deed.
‘Ja, absoluut. Op inhoudelijk gebied is er zeker wat veranderd en dat is maar goed ook, want het niveau was echt te laag. Ik vond de be-roepsopleiding hartstikke leuk, vooral de trainingen. Binnen onze groep hebben we er een ongelooflijk goede band aan overgehouden. We doen nog steeds intervisie met elkaar; dat is erg waardevol. Op de inhoud was er een inhaalslag te maken, maar het idee dat de orde de beroepsopleiding faciliteert, daar sta ik volledig achter.’
Wat moet het doel van de beroepsopleiding zijn volgens jou?
‘Ik denk dat een belangrijk doel bewustzijn creëren moet zijn. En dat gebeurt nu heel goed. Als ik zie wat er aan kennis, inhoud en energie in de beroepsopleiding gestopt wordt, ben ik jaloers dat ik zelf niet mee kan doen.
Ik kan me daarnaast wel voorstellen dat kantoren klagen over de tijd die het kost. Het is een commerciële branche waar we in zitten. We hebben alles zwart-wit gemaakt: het is wel declarabel, of het is niet-declarabel. In dat licht bezien is het vanzelfsprekend dat je zegt: “Jee-tje, wat een tijdsbesteding.” Maar je kunt ook bij jezelf de knop enigszins omzetten dat niet alles zwart-wit is. Misschien is het nu niet de-clarabel, maar het gaat wel wat opleveren. Als je niet zo denkt kun je ook geen sprong maken in je echte waarde. Dan blijft de waarde van die declarabele tijd altijd hetzelfde of wordt die minder zelfs.
Twintig jaar geleden werd er veel minder geregistreerd aan tijd en ik denk dat als de huidige beroepsopleiding toen was ingevoerd er minder een probleem zou zijn. Probeer ook te kijken naar de waarde van de beroepsopleiding. Die levert nu een kleinere groep advocaten af, die bestand is tegen een behoorlijk stuk tegenwind in de markt. Die advocaten beseffen wat hen onderscheidt van andere aanbieders in die geschilbeslechtingsmarkt, hebben de kernwaarden van de advocatuur helemaal in zich. En ik denk dat het goed is dat die boodschap komt van iemand met meer ervaring, zoals Aai Schaberg met wie ik deze portefeuille ga doen, en van iemand met wie jonge advocaten zich misschien makkelijker kunnen identificeren.’
Je geeft de gedragsrechtquiz tijdens het introductieblok in Woudschoten. Wat heb je verder met onderwijs?
‘Het onderwijs ken ik via mijn zus en vader, die mijn opleidingsgroep zelfs nog het vak burgerlijk procesrecht heeft gegeven in de oude beroepsopleiding. Ik heb zelf geen ervaringen met lesgeven. Dat was eigenlijk ook mijn enige bezwaar tegen deze functie. Ik begrijp dat ik een bepaalde connectie kan maken met de jongere generatie. Maar ik denk niet dat je mij moet vergelijken met Marjan van der List, die ik als een echte onderwijstijger zie. Ik word enthousiast van globalere thema’s: waar staat de advocaat en wat is de invloed van ICT daarin?’
Wie Alderse Baas in de weer ziet met zijn telefoon, computer en apps weet dat hij inderdaad affiniteit met technologie heeft. Tijdens een rondetafelgesprek met IT-directeuren van advocatenkantoren en automatiseringsbedrijven dat plaatsvond bij de ICT-kennisdag voor juris-ten PLEIT opperde hij het idee om contactgegevens van cliënten te uniformeren. Met dit standaard geverifieerde elektronisch juridische visitekaartje zou de hele juridische sector kunnen werken: de notaris kan eenvoudig legaliseren, de conflictcheck voor advocaten is zo gedaan.
Je poneert vaker je visie op ICT, zoals bij PLEIT. Welke rol zie je voor de NOvA op dat gebied?
‘Ik denk dat er een rol voor de NOvA is in voorlichting, maar je moet uitkijken dat je niet in het vaarwater van marktpartijen gaat zitten. Ik kan me voorstellen dat we samen onderzoeken wat er nou nodig is in de advocatuur. Dat we partijen bij elkaar kunnen brengen en mogelijk de regie kunnen nemen om te werken aan nieu-we standaarden, zoals dat visitekaartje. We zouden ook na kunnen denken over de verificatie van e-mail. We hebben afscherming van telefoonnummers, maar niet van e-mail, wat we tien keer zoveel gebruiken. Je kunt je afvragen of dat een taak voor de orde is; er gebeurt ook veel op Europees niveau op dit vlak. De ICT-branche zou er ook meer over na kunnen denken.
Als ik kijk naar mijn eigen kantoor: toen wij startten, kwam de deken op kantoorbezoek. Daarin werd ook de fysieke kantoororganisatie meegenomen. Er waren nog wel wat verbeterpunten. We zouden bijvoorbeeld eigenlijk een aparte ontvangstruimte voor cliënten moeten hebben. Toen ontdekte ik dat er dus wel proto-collen zijn voor wachtruimten en deuren op kastjes, maar dat er niet wordt toegezien op hoe documenten zijn opgeslagen, bijvoorbeeld in de cloud. “Dat zal wel goed zijn,” zal de deken misschien hebben gedacht. Maar het kan toch niet anders dan dat het een keer helemaal misgaat met digitale gegevens bij een kantoor?’
Alderse Baas richtte in 2013 zijn eigen kantoor op in Groningen met Leonard Noordhof; zij leerden elkaar kennen bij de opleiding. De heren willen op een andere manier advocatuur bedrijven. Kostenbewust openden ze hun kantoor in een voormalige bloemenzaak in het centrum omdat winkelruimte nu goedkoop te huren is. Ze knapten een tafel van de kringloop fraai op. Daaraan kunnen van maandag tot en met zaterdag cliënten, veelal uit het lagere segment, plaatsnemen.
Wat neem je mee van de ervaringen met je eigen kantoor naar de AR?
‘Ik denk dat ik kan laten zien wat de krachten zijn in het veld van de geschilbeslechting. Met mijn ervaring kan ik denk ik ook laten zien wat de invloed is van de verhoging van de griffierechten en eigen bijdrage, van de bezuinigingen op rechtsbijstand, de gevolgen van algemene voorwaarden van rechtsbijstandsverzeke-raars: allemaal terreinen waar de AR nu ook al vol op inzet.
Ik ben ook bewust bezig met wat het betekent om advocaat te zijn en doe ook andere dingen erbij naast het advocaat zijn. Dat creëert waarde voor jezelf. Ik word een beetje moe van de hele work-life-balance discussie; ik geloof niet dat dát zo sterk leeft in “onze generatie”. Ik kan me het schompes werken, maar kan me ook goed ontspannen en ik geniet ook van mijn werk. Advocaten zouden meer moeten denken: “Holy Moses, dit is mijn hobby en iets waar ik echt voor sta! En dat heet werken?” Als je dat gevoel niet hebt, moet je je afvragen of je wel de geschikte keuze hebt gemaakt. Want je bent advocaat. Dat is niet niks.’
Ruben Alderse Baas
Joure, 1 juli 1983
Opleiding
2005-2010: Rechtsgeleerdheid, Rijksuniversiteit Groningen
Werkervaring
2013-heden: Advocaat en partner bij Alderse Baas Noordhof Advocaten in Groningen
2010-2013: Advocaat bij Dorhout Advocaten in Groningen
Nevenfuncties
2015-heden: Lid van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten
2013-2015: Secretaris van de Stichting Jonge Balie Nederland
2013-2015: Bestuurslid van de Stichting Opleidingen der Vier Voormalige Noordelijke Balies
2011-heden: Juridisch vrijwilligerswerk bij Grunneger Power, een energiecoöperatie uit de stad Groningen
Burgerlijke staat
Latrelatie