‘Ik weet dat u niet naar emoties kijkt,’ zegt meneer U. tegen de bestuursrechter in Amsterdam. ‘Maar ik wil toch wat zeggen. Ik heb twee kinderen en mijn zaak is mijn derde kind.’
    Al meer dan twintig jaar heeft meneer U. een restaurant in de hoofdstad, maar nu ligt hij overhoop met de gemeente. Die heeft zijn drank- en horecawetvergun-ning ingetrokken en weigert de exploitatievergunning te verlengen. De laatste twee jaar heeft meneer U. tweemaal een strafbeschikking gehad omdat hij met te veel drank op achter het stuur zat. Voor leidinggevenden in de horeca is dat een doodzonde. Zij moeten het goede voorbeeld kunnen geven aan hun klanten staat in art. 4 lid 1 van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet, onder d.
    Meneer U. heeft de voorzieningenrechter gevraagd om te bepalen dat zijn restaurant open mag blijven tot de bezwaarprocedure is afgerond. Anders, zegt hij, gaat hij failliet. ‘Het enige wat ik kan doen, is beloven dat het nooit meer zal gebeuren,’ zegt meneer U. ‘Ik besef nu wat er op het spel staat. Deze zaak is 21 jaar van mijn leven, en ik wil er alles aan doen om mijn droom vast te houden.’    Die droom heeft nog een extra dimensie. Meneer U. zou dolgraag een tweede zaak beginnen. De rechter heeft nog wel wat vragen. ‘Wat me niet helemaal duidelijk is,’ vraagt ze aan de vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam, ‘wat is eigenlijk uw beleid op het gebied van levensgedrag?’
    ‘Er is eigenlijk geen beleid,’ geeft de jurist van de gemeente toe. ‘We bekijken het per geval. In dit geval liggen er twee forse strafbeschikkingen die leiden tot intrekken van de drankvergunning. En als je wat verder terugkijkt in het verleden, zijn het er zes. Voor de burgemeester is het belangrijk dat er sprake is van stel-selmatig onverantwoord gedrag.
    De advocaat van meneer U. heeft meerdere pijlen op zijn boog. Een strafbeschikking, zegt hij, is niet hetzelfde als een veroordeling waar de Drank- en Hore-cawet over spreekt. In het restaurant is nog nooit wat gebeurd. En zijn cliënt is geen leidinggevende.
    ‘Mijn cliënt houdt zich niet bezig met de omgang met klanten,’ zegt de advocaat. ‘In deze wetgeving gaat het om een voorbeeldfunctie, maar als je kijkt naar de werkzaamheden van mijn cliënt, staan de klanten op grote afstand.’
    ‘Ligt daar dan misschien de oplossing?’ oppert de rechter. ‘Dat meneer weliswaar eigenaar kan zijn, maar niet de exploitant hoeft te zijn?’ ‘Dat zou kunnen,’ zegt de vertegenwoordiger van de gemeente. ‘Maar het is nu een eenmanszaak, en dus moet meneer wel als leidinggevende optreden.’
    ‘We hebben eraan gedacht,’ zegt de advocaat van meneer U. ‘Maar dat veranderen is een complexe fiscale constructie, en mijn cliënt wil geen schijnconstruc-ties.’ Er zou ruimte moeten zijn voor een sanctie die meer in proportie is, vindt de advocaat.
    In haar uitspraak, twee weken later, laat de voorzieningenrechter van het verweer van de advocaat niets over. Een strafbeschikking en een veroordeling zijn voor haar hetzelfde, in zijn eenmanszaak is meneer U. de enige leidinggevende en zijn rijgedrag kan gevaren opleveren in de omgeving van zijn restaurant. Ze wijst de voorlopige voorziening af.

 

Meer weten? Lees een langere versie van dit rechtbankverslag op advocatenblad.nl.

Download artikel als PDF

Advertentie