Edu Droogleever Fortuijn werd tot zijn eigen verrassing landsadvocaat
en stond aan de wieg van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn.

 

Sinds steden en provincies zich in de veertiende eeuw lieten bijstaan door een vaste advocaat kent wat nu Nederland heet een landsadvocaat. Toen Eduard (Edu) Droogleever Fortuijn de functie in 1965 aanvaardde, trad hij dan ook in een lange traditie.
    De in 1914 geboren Edu, oudste van drie kinderen, groeide op in Oegstgeest. Op zijn tiende verhuisde vader Droogleever Fortuijn, net als moeder bioloog, naar China. De kinderen volgden en in China maakte de jonge Edu de Japanse inval mee. Edu keerde als eerste van het gezin terug naar Nederland om er zijn gymnasiumdiploma te halen. Daarop volgde een rechtenstudie in Leiden. Droogleever Fortuijn studeerde af in internationaal recht, en kwam na zijn dienstplicht als artillerieofficier terecht bij het Rotterdamse Nauta en Lambert. Na een jaar als onbezoldigd advocaat verkaste hij naar het Haagse kantoor Nysingh en De Kanter. Rotterdam was hem te commercieel. ‘In Rotterdam ging het om poenige zaken, die snel moesten worden afgedaan. Daar was mijn vader te degelijk voor,’ vertelt een van zijn kinderen in Van herenhuis tot hoogbouw (Den Haag, 2010).
    Bij Nysingh legde Droogleever Fortuijn de basis voor zijn carrière als Haags advocaat. Maar voor hij daar goed en wel de vruchten van kon plukken, werd hij opgeroepen om te dienen in Nederlands-Indië. Droogleever Fortuijn was dan wel geen voorstander van de politionele acties waarmee Nederland het gezag over de opstandige kolonie probeerde te herstellen, maar hij was er de man niet naar om dienst te weigeren. Na drie jaar in de Oost bleek zijn positie bij Nysingh on-danks eerdere toezeggingen vergeven. Nysingh vond wel een nieuwe betrekking voor Droogleever Fortuijn en wel bij het kantoor van landsadvocaat Gerard van der Does.
    Droogleever Fortuijn beviel het werk bij Van der Does. Zaken daar betroffen het openbaar bestuur en het algemeen belang en dat paste bij Droogleever Fortuijn, een sociaal-liberaal die zich naast zijn werk onder meer inzette als commissaris om niet bij de Nutsspaarbank en bestuurslid van een woningbouwvereni-ging voor mindervermogenden. Aan dure kantoren van beroepsgenoten en de steeds hogere tarieven ergerde hij zich. Medewerkers zouden hem later omschrij-ven als een oerdegelijke man die in driedelig pak, met hoed naar kantoor fietste, thuis lunchte en altijd oog hield voor de gewone Nederlander. ‘Als je ‘inzake opgemeld schrijven’ schreef, kwam hij met je stuk langs. ‘Je bedoelt: “Die brief.”’
    In 1965 volgde hij tot zijn eigen verrassing Van der Does op als landsadvocaat. Geb Scholten was de beoogd opvolger, maar die verkoos een functie als hoogleraar. Sinds in 1879 bij Koninklijk Besluit was bepaald dat er ‘slechts één Landsadvocaat’ mag zijn, waren drie mannen Droogleever Fortuijn in die functie voorgegaan, maar het was onder Droogleever Fortuijn dat de functie zoals we die nu nog kennen vorm kreeg. Zo werd de landsadvocaat niet langer ‘aangesteld’, is te lezen in Van herenhuis tot hoogbouw, maar betrof het voortaan een titulaire erkenning voor de advocaat die geregeld voor de Staat optrad. Zo werd de onaf-hankelijkheid van de advocaat benadrukt en kreeg de Staat de vrije hand om ook andere advocaten in te huren als dat zo uitkwam.
    Droogleever Fortuijn kreeg vooral te maken met zaken voor Defensie en Rijkswaterstaat. Terwijl hij zich boog over aanrijdingen van militairen, botsende sche-pen, boze vissers en drooggelegde scheepswerven, stond hij aan de wieg van de fusie met Pels Rijcken op 1 januari 1969. Het meer commerciële kantoor van de flamboyante Leo Pels Rijcken en de landspraktijk van de zwijgzame Droogleever Fortuijn vulden elkaar aan.
    In 1981 volgde de van Pels Rijcken afkomstige Everhard Korthals Altes Droogleever Fortuijn op als landsadvocaat. Drie jaar later ging Droogleever Fortuijn, op zeventigjarige leeftijd, met pensioen. Tennissend, schaatsend en reizend met zijn vrouw Nineke van Berkum keek hij met plezier terug op zijn tijd als Haagse advocaat. In 1996 overlijdt hij, maar in New Babylon, waar landsadvocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn is gevestigd, echoot zijn karakter nog steeds na: ‘Van oubollige franje en opsmuk houden we ons verre.’

Download artikel als PDF

Advertentie