NO CURE NO PAY

 

Klager ondertekende een verklaring waarin mr. X als getuige werd vermeld: degene die het beslag op een bankrekening teniet zou doen, zou een commissie ontvangen van 100.000 gulden (45.378,02 euro) en de deblokkering zou in principe geschieden op basis van no cure no pay. Klager maakte een procedure aanhangig tegen mr. X. Mr. X beriep zich op de verklaring en vorderde in reconventie het bedrag van de commissie. Klager stelt dat de no cure no pay-afspraak in strijd is met de gedragsregels en dat mr. X een hoge vergoeding vorderde voor niet-verrichte werkzaamheden.
    Het hof oordeelt dat de verklaring niet anders kan worden uitgelegd dan een verboden no cure no pay-afspraak. Mr. X onderbouwt bovendien op geen enkele wijze dat zijn werkzaamheden een dergelijk bedrag rechtvaardigen; er is zelfs niet gebleken dat hij de opheffing van het beslag heeft bewerkstelligd. Daarmee heeft mr. X de integriteit geschonden en het vertrouwen in de advocatuur zeer ernstig geschaad.
    Deze klacht staat niet op zichzelf. In twee andere klachtzaken waarin het hof gelijktijdig uitspraak doet, heeft mr. X ook verregaand in strijd met artikel 46 Advocatenwet gehandeld. Bovendien is mr. X al meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld.
    Schrapping en openbaarmaking daarvan.

 

 

ONRECHTMATIG VERKREGEN CORRESPONDENTIE

 

 

Mr. X bracht als advocaat van de wederpartij een e-mail van klager aan diens advocaat in het geding. De raad gaf hiervoor een enkele waarschuwing.
    Het hof stelt vast dat mr. X niet betwist dat hij de e-mail heeft overgelegd zonder voorafgaande toestemming van klager, diens advocaat of de deken. Er is niet gebleken dat de e-mail op rechtmatige wijze in het bezit van mr. X is gekomen. Dat hij de e-mail van zijn cliënt heeft ontvangen, neemt de onrechtmatigheid van het bezit niet weg. Hij had bij de advocaat van klager dienen te verifiëren of de e-mail rechtmatig in het bezit van zijn cliënt was gekomen. Het staat daarom vast dat mr. X wist dat de e-mail op onrechtmatige wijze was verkregen.
    Ook rechtmatige verkrijging zou geen rechtvaardiging voor gebruik ervan zijn, gelet op de vertrouwelijke aard van de e-mail. Niet alleen het belang van de cliënt bepaalt of een stuk als het onderhavige in geding kan worden gebracht (zie ook HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942). Gelet op de onmiskenbare vertrouwelijke aard van de correspondentie van advocaat en cliënt behoort de advocaat van de wederpartij daarvan in beginsel geen kennis te nemen of gebruik te maken. De plicht om deze vertrouwelijkheid te respecteren weegt zwaarder dan die geldt voor confraternele correspondentie. Van de inhoud van deze laatste correspondentie draagt de advocaat immers juist wel (rechtmatig) kennis.
    Een uitzondering op het beginsel dient door de gebruiker aannemelijk te worden gemaakt. Zo’n uitzondering kan bestaan als er een conflict van belangen is en de waarheidsvinding dringend noopt tot het overleggen van die correspondentie. Of deze uitzondering zich voordoet verdient pas overweging als de advocaat voorafgaand aan het in het geding brengen van die correspondentie de advocaat van de wederpartij om toestemming heeft gevraagd. Dan moet worden onderzocht of kan worden volstaan met het weergeven van een zakelijke vermelding of van relevante passages. Voor het citeren van passages dan wel het overleggen van kopieën is pas plaats als de advocaat van de wederpartij de inhoud ervan (in eigen bewoordingen uitgedrukt) niet als juist erkent. Alleen dan komt de zaak in een bewijsfase.
    Als het overleg niet tot een oplossing leidt, vindt raadpleging van de deken als bemiddelaar plaats, wat tot een vruchtbaar resultaat kan leiden.
    Vergelijk HvD, 18 februari 2013, 6421, ECLI:NL:TAHVD:2013:137 (confraternele correspondentie); HvD 10 december 2012, 6317, ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4213 (geheim te houden stukken uit mediation); HvD 1 november 2013, 6718, ECLI: NL:TAHVD:2013:291 (dekenconsultatie); en HvD 18 november 2011, 5884, ECLI:NL:TADRAMS:2011:1 (waarin sprake is van de uitzonderingssituatie).
    Bekrachtiging van de beslissing van de raad: enkele waarschuwing.

 

 

VASTSTELLEN VAN OPDRACHTGEVER

 

 

Klager wilde met (25) andere bewoners procederen tegen Rijkswaterstaat ter verkrijging van vergoeding van schade ontstaan aan hun woningen. Klager en mrs. X spraken af dat de dossiers van de andere bewoners zouden worden opgevraagd en dat in eerste instantie zou worden onderzocht of de verjaring van de vordering moest worden gestuit. Daarna schreven mrs. X aan klager dat zij in zijn opdracht handelden, waarbij tevens de bandbreedte van de tarieven werd vermeld. Klager ging vervolgens met vakantie, wat mrs. X bekend was. Zij beschikten over zijn e-mailadres en mobiele telefoonnummer.
    Mrs. X bestudeerden daarna zowel het dossier van klager als van de andere bewoners en brachten daarin advies uit: voor elk van de gedupeerden stelden zij een notitie op omtrent de verjaringskwestie. Klager werd verzocht de notities te verspreiden. Mrs. X zonden hem daarna een declaratie van ongeveer 25.000 euro met specificatie.
    Klager stelt dat hij geen opdracht heeft gegeven voor de andere 25 bewoners op te treden, dat hij als enige de rekening krijgt gepresenteerd, dat geen prijsafspraak is gemaakt of uurtarief is afgesproken en dat mrs. X niet gewaarschuwd hebben dat tachtig uur arbeid nodig was. De raad gaf hiervoor een enkele waarschuwing.
Het hof stelt vast dat gedragsregel 35 – een opdracht van een tussenpersoon mag uitsluitend aanvaard worden indien de advocaat ervan overtuigd is dat de opdracht met instemming van de cliënt is gegeven – niet het belang van de tussenpersoon, in dit geval klager, beschermt, maar dat van degene die door de tussenpersoon wordt vertegenwoordigd.
    De raad verwees dus ten onrechte naar deze gedragsregel, maar toch is zijn beslissing niet onjuist. Want mrs. X hebben volgens het hof jegens klager onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij ook de anderen als cliënten beschouwden. Ook staat volgens het hof niet vast dat de opdracht voldoende bepaald is, terwijl niet is aangetoond dat mrs. X de vertegenwoordigingsbevoegdheid van klager expliciet aan de orde hebben gesteld. Mrs. X hadden kunnen en moeten begrijpen dat klager na een gesprek van een uur geen declaratie van circa 25.000 euro hoefde te verwachten. Zij hadden althans klager moeten waarschuwen dat bestudering van alle dossiers tot een zeer aanzienlijke declaratie zou leiden. Dat het onderzoek naar verjaring volgens hen haast had, doet daaraan niet af.
    Bekrachtiging van de beslissing van de raad: enkele waarschuwing.

 

 

INSTAAN VOOR HONO-RARIUM TE HULP GEROEPEN ADVOCAAT

 

Mr. X verzocht mr. Y wegens ziekte en vertrek van medewerkers in te springen bij een regiezitting voor het gerechtshof in een fraudezaak. Hij vroeg haar ook een toevoeging te aan te vragen omdat de cliënt in staat van faillissement verkeerde. De toevoeging werd aangevraagd, over de verdeling van de toevoegingsgelden maakten mr. X en mr. Y afspraken, maar de Raad voor Rechtsbijstand wees de aanvraag af – het faillissement van de cliënt was opgeheven zonder dat mr. X dat wist.
    Desgevraagd berichtte mr. Y aan mr. X dat zij exclusief reistijd ruim 21,30 uur in de zaak had gewerkt en bereid was het uurtarief te matigen van 260 euro tot 175 euro. Maar met een door de cliënt gewenste afbetalingsregeling stemde zij niet in, nu mr. Y volgens haar als opdrachtgever voor de betaling diende in te staan.
    De raad oordeelt anders dan verweerder dat hij de zaak niet aan mr. Y heeft overgedragen, maar haar bijstand als tijdelijke hulppersoon heeft ingeroepen. Dit moet worden geduid als een opdracht in de zin van gedragsregel 21. Het was ook de bedoeling dat de zaak weer terug in behandeling zou komen bij het kantoor van mr. X. Dat de toevoegingsaanvraag is afgewezen, komt in de verhouding met mr. Y voor rekening van mr. X.
    Mr. X moet bij gebreke van enig door hem gemaakt voorbehoud instaan voor het honorarium en de kosten van mr. Y. Dit klemt te meer nu mr. Y met een substantiële verlaging van het uurtarief mr. Y en de cliënt reeds vergaand tegemoet is gekomen.
Enkele waarschuwing, nu mr. X niet eerder tuchtrechtelijk is bestraft.

Download artikel als PDF

Advertentie