Als je beroep instelt tegen een beslissing van de raad moet je met duidelijke grieven komen. En wel meteen, in je appelmemorie. Zie artikel 56 lid 3 Advocatenwet. Een algemeen riedeltje dat neerkomt op ‘zie mijn correspondentie met de deken’ werkt niet. Tenzij…
Wij zijn er niet om het dossier uit te pluizen op mogelijke grieven: daar begint het hof mee in de zaak van mr. X. De grief pas toelichten in de pleitnota is te laat. Maar ja. Het ging in deze zaak wel om een schrapping. En dan is het kennelijk toch iets te zuur om het beroep op zo’n formele grond af te wijzen. ‘Voornamelijk gelet op de opgelegde maatregel’ vat het hof die ongemotiveerde grief van mr. X maar op als een verzoek om een herbeoordeling van de maatregel ten aanzien van de gegrondverklaarde klachtonderdelen. Om vervolgens toch ook die klachtonderdelen inhoudelijk te beoordelen.
Dat levert alsnog ongegrondverklaring op van een paar – minder zware – klachten die in eerste instantie wel gegrond verklaard waren. Resteren: niet beschikbaar zijn voor cliënten, tegen de wil van cliënten een stuk niet in het geding brengen, en daarover liegen tegen de tuchtrechter. Plus een kennelijk rijk tuchtrechtelijk verleden, en gebrek aan inzicht in de gemaakte fouten.
Waar de Bossche raad vond dat mr. X al kon vertrekken, vindt het Hof van Discipline dat ‘thans nog niet geëigend’. De schrapping wordt een schorsing voor zes maanden, waarvan drie voorwaardelijk. Geen slecht resultaat, voor iemand zonder grieven.
Trudeke Sillevis Smitt