De staat gaat in hoger beroep tegen de uitspraak in de afluisterzaak. Dat maakte een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dinsdagochtend 14 juli bekend. De motivering van de staat voor het hoger beroep volgt nog.

De kortgedingrechter van de rechtbank Den Haag besloot op 1 juli van dit jaar dat de staat binnen zes maanden het beleid voor het afluisteren van advocaten door veiligheidsdiensten moet bijstellen. Als de staat dat niet doet, dan is de staat volgens de uitspraak verplicht te stoppen met het direct en indirect tappen, ontvangen, opnemen, afluisteren en uitwerken van elke vorm van communicatie van en met advocaten. Een onafhankelijk orgaan moet volgens de rechter de bevoegdheid krijgen om het afluisteren tegen te gaan of te stoppen. Tegen deze uitspraak gaat de staat in hoger beroep.

Olivier van Hardenbroek, die als advocaat namens de Raad van Europese Balies bij deze zaak betrokken is, zag het appèl aankomen. Dat is volgens hem in lijn met de reactie van minister Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, PvdA) op Kamervragen van Michiel van Nispen en Ronald van Raak (beiden SP) van 11 maart 2015. In antwoord op deze Kamervragen schreef Plasterk dat hij geen noodzaak ziet tot het instellen van een rechterlijke toets voorafgaand aan het afluisteren van gesprekken tussen advocaten en cliënten door inlichtingendiensten.

Van Hardenbroek benadrukt dat hij het opmerkelijk vindt dat de Nederlandse staat in hoger beroep gaat tegen een uitspraak die het afluisteren van gesprekken tussen cliënten en advocaten aan banden legt. ‘De overheid zou fundamentele rechten moeten beschermen en ze niet moeten aanvallen,’ zegt Van Hardenbroek.

De Raad van Europese Balies (ook wel CCBE) heeft laten weten van dit hoger beroep gebruik te maken om het verbod op afluisteren van gesprekken tussen advocaten en hun cliënten meer absoluut te maken. Zowel voor het direct als voor het indirect aftappen geldt volgens de CCBE een verbod. Technische hulpmiddelen, zoals een systeem van nummerherkenning, moeten voorkomen dat inlichtingen- en veiligheidsdiensten gesprekken tussen advocaten en cliënten bij indirecte taps kunnen afluisteren. En als hier al een inbreuk op wordt gemaakt, moet hier volgens de CCBE een onafhankelijke toets aan vooraf gaan.

Sabine Droogleever Fortuyn

Advertentie