Het kabinet is van plan om een onafhankelijke toets toe te voegen aan het tappen van gesprekken met advocaten. Dat schrijft minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, PvdA) maandag 27 juli aan de Tweede Kamer. Plasterk schrijft zijn brief in reactie op de uitspraak van de Haagse rechtbank in de rechtszaak die het afgeluisterde kantoor Prakken d’Oliveira aanspande. Daarbij motiveert Plasterk waarom de staat in hoger beroep gaat tegen de uitspraak.
Op dit moment kan de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) alleen achteraf toetsen of het afluisteren gerechtvaardigd was. Over de manier waarop de toe te voegen onafhankelijke toets eruit zal zien, vindt overleg plaats binnen het kabinet. Het is nog niet duidelijk of het een voorafgaande toets zal zijn en of het om een rechterlijke toets gaat. Dat laat een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties desgevraagd weten.
Het kabinet verzet zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen. Daarom gaat de staat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechter in de afluisterzaak. ‘De huidige wet (de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) verplicht niet tot een onafhankelijke toets op het afluisteren van gesprekken met advocaten,’ schrijft Plasterk.
De inrichting van een onafhankelijke toets vraagt om een wijziging van de wet. Plasterk: ‘Vanwege de benodigde wetswijziging gaat de staat in bezwaar tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat binnen zes maanden in een onafhankelijke toets moet worden voorzien. Daar zal enige tijd –de verwachting is langer dan zes maanden– mee gemoeid zijn.’
De staat maakt er ook bezwaar tegen dat de voorzieningenrechter in het kort geding (aanwijzingen voor) de inhoud van een onafhankelijke toets bepaalt. ‘Dit is aan regering en parlement, als wetgever, en niet aan de rechter.’
De voorzieningenrechter bepaalde in de uitspraak van 1 juli dat de veiligheidsdiensten informatie die ze hebben verkregen uit het afluisteren van advocaten alleen mogen doorspelen aan het Openbaar Ministerie als hier een onafhankelijke toets aan vooraf is gegaan. Hiertegen verzet de staat zich ook. Plasterk: ‘Mocht immers in de komende tijd uit een gesprek met een advocaat informatie komen die leidt tot het vermoeden dat een aanslag wordt gepleegd, dan zou adequaat optreden in de huidige omstandigheden onmogelijk zijn. In het belang van de nationale veiligheid acht de staat dit onverantwoord.’
Sabine Droogleever Fortuyn