Bescherming verschoningsrecht tegen inlichtingendiensten moet in herziening van Wiv, stelt advocaat Pestman.
Een dag voor de lancering van de voorgestelde herziening van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) op 2 juli, besliste de Haagse voorzieningenrechter in de zaak rond het afluisteren van advocatenkantoor Prakken d’Oliveira dat de staat het beleid voor het afluisteren van advocaten door geheime diensten binnen zes maanden moet bijstellen. Een onafhankelijk orgaan moet de mogelijkheid krijgen het afluisteren tegen te gaan of te stoppen.
De strekking van deze uitspraak is in het wetsvoorstel niet terug te vinden. Wel staat in de herziening dat de inlichtingendiensten voortaan ook via de kabel grootschalig communicatie mogen onderscheppen en opslaan. Tot 1 september is het voorstel in consultatie. Daarna buigt de Kamer zich erover.
Afgelopen zomer ging de staat tegen de uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter in hoger beroep. Michiel Pestman, die als advocaat van het afgeluisterde kantoor Prakken d’Oliveira het kort geding tegen de staat aanspande, begrijpt niet waarom de minister enerzijds heeft toegezegd een onafhankelijke toets voor het afluisteren van advocaten te zullen invoeren en anderzijds appèl heeft aangetekend. ‘Op fundamentele punten zijn we het eens, hoger beroep is zonde van de moeite.’
Veel meer ligt het volgens Pestman voor de hand dat het kabinet de bescherming van het verschoningsrecht van advocaten tegen inlichtingen- en veiligheidsdiensten opneemt in het wetsvoorstel, net zoals de bescherming van journalisten in artikel 24 lid 4 van het voorstel is geregeld. ‘Je hebt er echt geen zes maanden voor nodig om het woord advocaat aan het artikel toe te voegen. Wil Plasterk tijd winnen? Is hij bezig lopend onderzoek af te ronden? Ik zou er bijna achterdochtig van worden.’
Op 24 september behandelt de rechter van het Gerechtshof Den Haag de afluisterzaak in hoger beroep. Op www.advocatenblad.nl vindt u meer informatie over het wetsvoorstel en een stapsgewijze reconstructie van wat aan de zaak voorafging.
Sabine Droogleever Fortuyn