Als tiener wilde hij juist niet doen wat zijn vader deed. Zoals zo vaak eindigt de zoon alsnog op dezelfde plek als de vader. In het geval van de familie Heemskerk is dat onder andere op het titelblad van het handboek voor de civiele procespraktijk Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht. Hoe kwam dat zo? En wat vindt Willem Heemskerk van het programma Kwaliteit en Innovatie?
Onbegrijpelijke woorden zijn het voor een jongen van veertien: appellabiliteit, eis in reconventie, conservatoir beslag. Als toverformules rollen ze in de zomer van 1982 gestaag van de typemachine. Willem Heemskerk, dan nog een tiener met een typediploma vers in de vingers, mag een handgeschreven manuscript van zijn vader Wim uitwerken. Eerdere versies van het handboek Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht staan dan al jaren in de kast bij advocaten. Tussen 1967 en 2012 bewerkt Heemskerk senior het boek van zijn oude mentor Hugenholtz; hele zomers besteedt hij eraan. Voor de vierentwintigste druk mag Heemskerk junior de bewerking overnemen. Willem Heemskerk is inmiddels zelf ook expert op het gebied van burgerlijk procesrecht (lezers kennen misschien nog zijn rubriek ‘Hoe zat het ook alweer met…’ tussen 2000 en 2005 in dit blad). In april 2015 verscheen de nieuwe Hoofdlijnen bij Convoy Uitgevers (Dordrecht). De timing is opvallend: het programma Kwaliteit en Innovatie zou eerst per 1 januari 2016, maar nu waarschijnlijk per medio 2016, voor ingrijpende wijzigingen in het burgerlijk procesrecht gaan zorgen.
‘Ik was als achttienjarige van plan niet precies hetzelfde te gaan doen als vader,’ vertelt Willem Heemskerk op kantoor bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn. ‘Dan word je toch maar eindeloos vergeleken.’ Die manuscripten uittikken wakkerden in eerste instantie ook geen verlangen aan om rechten te studeren. Drieënhalf jaar wijdde Willem Heemskerk zich aan een economiestudie tot hij bij het kerstdiner in het ouderlijk huis ‘tentatief een balletje opgooide’: economie vond hij eigenlijk niet leuk genoeg, wat nou als hij toch nog rechten zou gaan doen? Heemskerk verwachtte een negatieve reactie van zijn ouders, maar vader Wim zei: ‘Goed plan. Volgens mij ben je een uitstekend jurist.’ Na een rappe rechtenstudie werd Willem Heemskerk advocaat; dat was zijn vader ook een paar jaar geweest voor hij ging werken aan de universiteit. Heemskerk senior was in zijn stage onder de hoede genomen door W. Hugenholtz, die als negentwintigjarige advocaat in 1933 had besloten dat er maar eens een boek op het terrein van burgerlijk procesrecht moest komen. Acht drukken bewerkte Hugenholtz zelf naast zijn praktijk. De negende druk, en verder, nam Hugenholtz’ voormalig stagiaire W.H. Heemskerk op zich.
Nu staat er ‘voortgezet door mr. W. Heemskerk’ op het titelblad van Hoofdlijnen; Hugenholtz en Heemskerk senior staan nog steeds als auteurs vermeld. Hoe gaat zo’n proces? ‘Vader vroeg in 2012 of ik de bewerking wilde overnemen. Hij vond onze stijlen op elkaar lijken en ik beweeg me natuurlijk inmiddels intensief op hetzelfde terrein. Ik zag er een klein beetje tegenop omdat ik weet dat het een zware klus is. Maar ik vind het ook leuk om kennis over te brengen. Dus eerst heb ik met het bestuur van kantoor overlegd. Pels Rijcken is een echt proceskantoor; we procederen veel. Dit boek past goed bij het litigation profiel dat we hebben en dat we willen uitdragen. Kantoor wilde me er graag bij steunen, onder andere door een geweldig team ter beschikking te stellen van de medewerkers Ines Bloms-ma, Anna van Duin en Roos Lawant. Samen hebben we in 2013 en 2014 het meeste gedaan aan dit boek.’ Zo’n bewerking gaat tussen de praktijk door, vertelt Heemskerk. ‘We hebben een verdeling gemaakt van wie wat doet. Zelf heb ik ook de laatste redactie gedaan. De dames en ik hebben hele stukken bewerkt en gezamenlijk hebben we die bekeken: waarom doet die uitspraak ertoe? Waarom is dat geschrapt? Het was leuk en inspirerend, maar ook best zwaar. En vader heeft dit altijd helemaal alleen gedaan. Ik heb wel zijn systematiek overgenomen: elke week als de Rechtspraak van de Week en de NJ binnenkwamen, vinkte hij de procesrechtelijke uitspraken aan. Zo doe ik het nu ook; ik heb digitale dossiers waarin ik nieuwe ontwikkelingen en tijdschriftartikelen verzamel.’ Heemskerk noemt de pen van zijn vader ‘uitstekend’. ‘Ik vind de teksten die hij schreef begrijpelijk en toegankelijk. Die stijl wilden we aanhouden. Op een enkel punt hebben we wel een moderniseringsslag gemaakt. Zo stond het woord “dikwijls” er dikwijls in.’ In de vorige druk stond ook nog ‘het nieuwe procesrecht’ als Heemskerk senior verwees naar de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken van 2002. ‘Veel advocaten weten niet beter. Dus hoe nieuw is dat nu eigenlijk nog?’
Kritisch over KEI
Het burgerlijk procesrecht staat opnieuw voor een grondige verandering. Het programma Kwaliteit en Innovatie, kort: KEI, belooft het procesrecht te digitaliseren, moderniseren en te vereenvoudigen. KEI komt maar beperkt aan de orde in Hoofdlijnen. Had het team niet beter even kunnen wachten met deze druk tot de nieuwe wetgeving is ingevoerd? Heemskerk: ‘We weten nog steeds niet hoe snel KEI gaat lopen. Of de systemen erachter zich gaan houden, weten we nog niet. We weten dat de Rechtspraak daar geen heel goede conduitestaat in heeft. Het blijft speculeren en dat heeft geen zin. Als KEI inderdaad ingevoerd wordt in 2016 dan zal dit boek een uitstekend naslagwerk zijn. Misschien moeten we dan ook wel sneller dan de gebruikelijke cyclus van drie jaar een nieuwe uitgave uitbrengen. We denken ook wel aan een apart katern met de nieuwe wetgeving en systematiek om de praktijk van dienst te zijn.’
Wat vindt Heemskerk als BPR-expert eigenlijk van de KEI-plannen? ‘Het mooist van KEI vind ik de digitalisering,’ begint de Haagse advocaat. ‘De advocatuur is al jaren digitaal; de Rechtspraak is dat mondjesmaat. Dat zou veel meer moeten aansluiten. Het is gek dat we een koerier naar Groningen moeten sturen met een conclusie en dat de Rechtspraak nauwelijks mail en vooral nog de fax gebruikt. Dus dat digitaliseringselement vind ik fantastisch. Ik heb echter grote aarzeling bij alle andere veranderingen die men tegelijkertijd wil doorvoeren.’ De Rechtspraak en het ministerie van Veiligheid en Justitie noemen het ‘modernisering’. Heemskerk twijfelt of het dat wel is: ‘De afschaffing van de verplichte betekening door de deurwaarder, is dat modernisering? Als de tegenpartij straks niet verschijnt, moet er alsnog betekend worden. Ik verwacht dat de deurwaarder onder KEI nog steeds direct wordt ingeschakeld, anders verlies je alleen maar tijd.
De samenvoeging van dagvaarding en verzoekschrift tot één procesinleiding, terwijl onder de motorkap het onderscheid tussen vordering en verzoek wel bewaard blijft: dat is ook een beetje halfslachtig. Het verdwijnen van de rol als kloppend hart van de procedure; daar houd ik mijn hart bij vast. Straks zijn termijnen niet meer aan een vaste roldatum gekoppeld. Dat wordt lastig monitoren.’ Zijn kantoorgenoten Karlijn Teuben en Kasper Jansen noteerden in ‘Het Wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht: kanttekeningen vanuit de procespraktijk’ (TCR 2015-2) wat Heemskerk betreft al de belangrijkste bezwaren. Langs dezelfde lijnen adviseerde de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht van het ministerie van Veiligheid en Justitie, vroeger de staatscommissie, waarin Heemskerk junior zijn vader als lid heeft afgelost.
Moeten de digitalisering en de modernisering van het burgerlijk proces-recht wel samengaan, vraagt Heemskerk zich af. ‘If it ain’t broken, don’t fix it. Dat zegt Marc Ynzonides (advocaat bij De Brauw, red.) terecht. Mijn gedachte is: zorg nou eerst voor digitalisering en als dat op streek is, kun je verder kijken. Het procesrecht functioneert nu uitstekend. Met KEI komen er te veel veranderingen tegelijkertijd.’ Als KEI bedoeld is om het burgerlijk procesrecht voor de burger makkelijker te maken om zelf te procederen, is Heemskerk ook tegen dat idee. ‘Dat hebben we geprobeerd met de formulierdagvaarding die in 1992 werd geïntroduceerd. Weinig burgers die daar gebruik van maakten, bleken in staat op enigerlei begrijpelijke wijze over het voetlicht te brengen met wie zij een probleem hadden en welke consequentie daaraan verbonden moest worden. Griffies klagen daar nog steeds over, terwijl we de formulierdagvaarding dertien jaar geleden hebben afgeschaft! Dus om de burger die toegang zonder meer te geven is misschien niet zo’n heel goede gedachte.’
Een van de andere beoogde wijzigingen met KEI is de regiefunctie van de rechter verder uitbreiden. Wat vindt Heemskerk daarvan? ‘Ik heb begrepen dat de regiefunctie in de wet wordt gezet om de rechter het zelfvertrouwen te geven dat hij dit kan en mag. Maar feitelijk verandert er niks. Kijk naar de procesreglementen: dit gebeurt al vaak. Ik heb regiezittingen in grote zaken meegemaakt en dat is buitengewoon zinvol. Het zijn Poolse landdagen: de zalen zitten vol en aan het eind van de dag hebben we toch wel een idee welke richting we op moeten. Dat is beter dan allemaal aktetjes sturen. De keerzijde is wel, dat moeten we niet uit het oog verliezen: het proces is van partijen. De rechter is lijdelijk. Als partijen het rustig aan willen doen en het daar over eens zijn, waarom zou je ze dan opjagen en vervolgens zelf niet altijd snel doorkomen?’
Heemskerk, zelf plaatsvervangend raadsheer bij het Hof Arnhem-Leeuwarden (vader redde het uiteindelijk tot de Hoge Raad), doelt op de pilots procesversnelling bij de hoven Amsterdam en Den Bosch. ‘In veel zaken hebben die pilots gezorgd voor gigantische aanhoudingen van arresten. Dat is ongelukkig. Regie is natuurlijk prima daar waar partijen gecoördineerd moeten worden. Maar als regie ook betekent dat de rechter meer het tempo gaat bepalen waarin de kunstjes gedaan moeten worden, terwijl partijen juist rustig aan willen doen, dan is dat niet goed. Juist door tijdsverloop zeggen partijen soms: “Zullen we niet toch met elkaar gaan praten?” Ik preek nu natuurlijk voor eigen parochie, maar de gedachte bestaat soms dat zes weken voor een memorie van grieven een lange periode is. In een drukke advocatenpraktijk is het vaak zo dat er een kort geding binnenkomt juist als je je aan die memorie wilt gaan zetten. Dan is het fijn als je een extra periode hebt, als je cliënt het goed vindt en je wederpartij ook. De uitstelregelingen waren altijd soepel; het is altijd te doen geweest. Maar met procesreglementen zonder escape en wetgeving die strenger lijkt op dit punt doet het mij wel vrezen hoe dit in de praktijk ingevuld wordt.’
Welke probleem verwacht Heemskerk verder nog in de praktijk, bijvoorbeeld bij zijn beroepsgenoten? ‘Praktijkjuristen worden nu overvallen met een veelheid aan wijzigingen. Wij zitten hier op een groot kantoor met een litigation expert group. We monitoren alle wijzigingen, passen de modellen aan, geven trainingen en cursussen, overleggen met de rol en de afdelingen financiële zaken en ICT over hoe we op KEI moeten inspelen. Wij zullen tijdig klaar zijn voor KEI; wij gaan dit prima overleven. Maar ik heb zo mijn aarzeling bij dat kleine kantoor, de eenpitter, de advocaten die maar een paar procedures per jaar hebben. Die hebben onder het huidige procesrecht wel een notie van hoe het moet, en anders springt de deurwaarder wel bij, of de griffie. Advocaten die nauwelijks procederen en overvallen worden met zoveel wijzigingen tegelijkertijd: daar gaan brokken van komen. Dan volgen beroepsfouten. Ik weet niet zeker hoeveel met de mantel der liefde zal worden bedekt, maar vast niet alles. De grootste makke vind ik toch: het is te veel verandering tegelijkertijd.’
Wat KEI precies gaat brengen; Heemskerk wacht het rustig af. Tot die tijd ligt ‘zijn’ druk van Hoofdlijnen als naslagwerk op tafel om hem in zijn praktijk te ondersteunen. De leden van de nieuwe generatie Heemskerk zijn hun vader in elk geval niet de hele zomer kwijt aan de volgende bewerking van het boek, zegt Heemskerk voor zijn vakantie. ‘Ik ga het wel weer eens doorlezen van kaft tot kaft en alvast eens nadenken over een volgende druk. Misschien fietst KEI er toch wel snel doorheen.’ «
Willem Heemskerk (1968)
Opleiding
1986-1990: Economie – Erasmus Universiteit Rotterdam
1990-1992: Nederlands recht – Universiteit Leiden
1992: Université de Poitiers
Werkervaring
1992-heden: Advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn in Den Haag
2003-heden: Raadsheer-plaatsvervanger, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Nevenactiviteiten
2009-heden: Lid van de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht van het ministerie van Veiligheid en Justitie
2015-heden: bewerking Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht (Convoy Uitgevers, Dordrecht)
Burgerlijke staat: Getrouwd, vier zonen
Nathalie Gloudemans-Voogd