Niemand lijkt te denken dat David Moszkowicz bewust tegenstrijdige belangen behartigde. Het lijkt meer op slordigheid in de administratie, vergeetachtigheid misschien, en een gebrek aan overzicht. Maar als je broer is vermoord, en je komt erachter dat de advocaat die jou als nabestaande bijstaat intussen bezig is de verdachte van die moord vrij te pleiten – dan moet dat toch een hard gelag zijn.

Voor de raad van discipline was de zaak snel rond. Moszkowicz wist of behoorde te weten dat hij niet voor de nabestaande mocht optreden. En na alles wat er in zijn tuchtrechtelijke leven al was geschied, was dat voldoende om het doek te laten vallen.

Maar voor het Hof van Discipline is dat te kort door de bocht. Zeker is dat Moszkowicz de zaak van de nabestaande op voornaam had geregistreerd, in plaats van op achternaam. Dat helpt niet bij het ontdekken van belangenverstrengeling. Maar over andere feiten die de mate van verwijtbaarheid bepalen, liepen de lezingen sterk uiteen. Dus komen er getuigen, en moet de deken weer aan het werk.

Zijn het nu werkelijk die paar petiterige feitjes die na negen schorsingen in zeven jaar bepalen of de bijl moet vallen of niet? Het lijkt erop, anders had het Hof de knoop ook nu kunnen doorhakken met de frase ‘wat hiervan ook zij…’

Ook al speelt het tuchtrechtelijk verleden bij de ‘strafmaat’ een rol, een schrapping moet toch echt wel gedragen worden door de zaak waarin die wordt opgelegd. Een (moeilijke buitenlandse?) naam verkeerd registreren, dat vindt het Hof – naar het zich laat aanzien – niet voldoende.

Trudeke Sillevis Smitt

Advertentie