De Leidse rector magnificus Carel Stolker staat pal voor de academische vorming van toekomstige advocaten. Volgens hem zijn advocaten veel te belangrijk voor de samenleving om geen juridische master af te ronden. Rector magnificus van de Universiteit Leiden en auteur van Rethinking the Law School over kritiek op de rechtenstudie, de nieuwe generatie studenten en de aansluiting op de praktijk. ‘Persoonlijk ben ik heel erg voor een verplichte stage in de rechtspraktijk.’
Stefan Collini opent het academisch jaar in Leiden. De Engelse hoogleraar verdedigt het academisch gehalte van de universiteit tegen de roep om meer professioneel en economisch nut. Rector magnificus Carel Stolker schaart zich aan zijn zijde: ‘Je kunt afstuderen als jurist zonder ook maar iets van de praktijk te hebben gezien. Nederland heeft zijn juridische opleiding bewust academisch gehouden. Dat is mooi én een beetje vreemd. Er heeft daarom altijd een spanning bestaan tussen de academische vorming en het toekomstige beroep. Bij de zogenoemde Professionsfakultäten voor de medici en theologen speelt die spanning minder: de UMC’s leiden echt tot dokter op en theologen worden veelal dominee. Maar van de juristen komt slechts iets meer dan de helft terecht in een typisch juridisch beroep. Ons uitstroomperspectief is aanzienlijk diffuser.’
Stolker: ‘De ambitie is dus altijd academisch geweest. Academisch denken, redeneren en schrijven. Hoewel ik een paar jaar geleden nog een jurist heb gesp-roken die in 1929 bij de grote civilist E.M. Meijers was afgestudeerd zonder één woord op papier te hebben gezet. Want toen was werkelijk alles in zijn opleiding mondeling.’
Advocatenblad: Wat is de essentie van academisch denken, redeneren en schrijven?
Stolker: ‘In de academische opleiding is het uitgestelde oordeel heel wezenlijk. Iemand heeft eens gezegd: in het hbo leiden we ze op om een oplossing te vin-den voor een probleem, een academisch jurist probeert daarnaast een probleem te vinden bij die oplossing.’
Wat bedoelt diegene daar precies mee?
‘Als de Hoge Raad een uitspraak doet over wrongful life of over de vraag of de tongzoen al dan niet verkrachting is dan hoort de reactie van een academisch gevormd jurist te zijn: hoezo zegt de Hoge Raad dat, hoe is het elders geregeld, zijn er andere perspectieven? Peter Birks, tot zijn dood in 2004 hoogleraar pri-vaatrecht in Oxford en Leiden, zei: “A lawyer is bound to develop a routine scepticism, taking no argument at face value, no set of words as meaning what it seems to say.” Overigens staat die houding onder druk in het onderwijs. Er moet in die vier jaren zo veel geleerd en aangeleerd worden. Toen ik studeerde, was er in het curriculum geen aandacht voor mensenrechten, fiscaal recht of Europees recht. Het recht is uitgebreider en veel complexer geworden. Waarmee ik niet wil zeggen dat studenten nu slechter zijn dan vroeger of andersom. Ik zou een promovendus weleens de afstudeerscripties willen laten onderzoeken van juristen met een glanzende carrière om te zien of het niveau toen echt beter was dan het nu is.’
Aan welke juristen denkt u daarbij?
‘De minister, de landsadvocaat, de president van de Hoge Raad en ja… Carel Stolker dan ook maar. Aan de andere kant hoor je wel heel vaak de klacht dat juristen tegenwoordig niet meer analytisch kunnen denken. Daar moeten we wat mee. Mijn onlangs overleden promotor Hans Nieuwenhuis zei toen de criminologen hun intrede deden aan onze juridische faculteit: “Ze moeten wel het verschil weten tussen een onrechtmatige daad en een misdrijf, tussen causaliteit in het burgerlijk recht en in het strafrecht.” Ik ben het met Hans eens: behalve het verwerven van die academische houding, van twijfel zaaien, moeten onze studenten ook het periodiek systeem der deeltjes van het recht leren kennen. Misschien moeten we die dogmatiek effectiever doceren dan we nu doen.’
U schreef een veelgeciteerd artikel over bètawetenschappers die twijfelen aan het wetenschappelijk gehalte van rechtsgeleerdheid en zeggen: ‘Ja, geléérd zijn jullie wel!’
‘Bèta-collega’s denken dat zij een heel moeilijk vak hebben en dat is ook zo. Maar ik leg dan uit hoe moeilijk het is om een optimale uitkomst te krijgen van rechts-zekerheid, doelmatigheid en rechtvaardigheid, dat het recht per land kan verschillen, dat je rekening moet houden met wat er leeft onder verschillende groepen van de bevolking van dat land, van een sterk toegenomen invloed van het Europees recht en van het wereldrecht. Recht dat ook nog eens voortdurend verandert, een moving target. Dat wij proberen dat te ordenen en te duiden. Als ik dát heb uitgelegd, zijn de bèta’s even stil.’
Je ziet in Nederland steeds meer University Colleges opkomen, die een brede liberal arts & sciences opleiding aanbieden op academisch niveau.
‘Het Utrechtse University College begon ermee en was een antwoord op een duidelijke vraag uit de samenleving. Het was zo’n succes dat de andere universiteiten volgden. Het is een reactie op de vraag naar breedte, hoewel de rechtenstudie op zichzelf ook al een heel brede studie is met geschiedenis, filosofie, sociologie, taal. Het is interessant om te zien dat studenten neigen naar breder kiezen. Zij willen vaak internationaal, Engelstalig onderwijs en niet worden voorgesorteerd voor een bepaald beroep. Dat verklaart ook het succes van de colleges in de Verenigde Staten.’
Hoe werkt het daar dan?
‘Daar ben je per saldo zeven jaar aan het studeren. Na vier jaar college is het langzaamaan tijd om te beginnen met rechtenopleiding aan een law school. Aan die law schools krijg je vanzelfsprekend bewuste studenten die veel meer gefocust en gemotiveerd zijn dan de zeventienjarige student die hier aan de universiteit begint. De gemiddelde eerstejaarsstudent van een Amerikaanse law school is vierentwintig jaar oud en heeft na de high school eerst vier jaar lang het college doorlopen en daarmee een algemene academische basis gekregen – vrijwel altijd zonder rechtsgeleerdheid. Voordat ze dan echt aan een law school beginnen, hebben ze vaak nog één of twee jaar een juridisch baantje gehad. De law school in de VS is geen academische discipline, maar een professionele opleiding. Er wordt in het hart van het recht ook nauwelijks gepromoveerd in de VS. De opleiding is sterk gericht op het bar exam. En de ranking van een law school hangt deels af van de slagingspercentages bij het examen.’
Dat moet je niet willen importeren?
‘Het Amerikaanse model is mooi, maar wezenlijk anders en heel kostbaar. Daar lopen die law schools nu volop tegen aan.’
Stolker pakt zijn iPad en surft naar de law school calculator, een website waar je kunt uitrekenen hoe duur de verschillende opleidingen zijn. ‘Bij Cornell kost het 223.000 dollar als je ook nog op de campus woont. Vroeger namen law firms de studieschuld de facto over. Maar nu is er een relatief grote werkloosheid onder juristen en moeten de ouders dat betalen. Als die dat niet kunnen – wat vaak het geval is – dan begint zo’n afgestudeerde zijn of haar leven met een schuld van tonnen en sleept die een leven lang achter zich aan. Het is dus veel te gemakkelijk om te zeggen: in de Verenigde Staten leiden ze veel betere juristen op dan bij ons. Zoals ik zei zijn de studenten er doorgaans gemotiveerder en gedisciplineerder vanwege hun leeftijd en de grote financiële investering. Daarnaast is er in de VS een snoeiharde selectie aan de poort. Alles heeft zijn voor- en zijn nadelen. Een wezenlijke verandering in de richting van de VS is complex en duur.’
Vindt u ook dat een advocaat een T-shaped jurist moet zijn, die zich niet alleen in de juridische diepte heeft ontwikkeld, maar ook in de multidisciplinaire breedte?
‘Het is altijd zoeken naar de balans tussen breedte en diepgang. Ik vind het prima dat de grote kantoren een eigen beroepsopleiding hebben en een eigen kop op de juridische opleiding zetten. Maar om civiel effect te krijgen en te worden toegelaten tot de advocatenopleiding moet je naar mijn overtuiging echt een juridische bachelor en een master hebben afgerond. Over de precieze inhoud valt natuurlijk altijd te debatteren.’
Is die eis niet te streng?
‘Nee. Maar omdat alleen juridische faculteiten civiel effect mogen verlenen, mogen de advocatenkantoren de faculteiten natuurlijk wel kritisch bevragen over de inhoud en zwaarte van de studie. Met name de zwaarte: kan het allemaal niet wat steviger? Daar wordt de afgelopen jaren bij alle juridische faculteiten in Neder-land aan gewerkt. In de beroepsopleiding zelf trouwens ook. Overigens zou het ook de moeite waard zijn om een koppeling te zoeken van de university colleges naar het civiel effect.’
Is de academische opleiding niet te juridisch?
‘In het totale curriculum zijn tweehonderd van de tweehonderdveertig uren juridisch. De zestig punten van de master moeten allemaal juridisch zijn. Misschien zijn we daarin wel een beetje doorgeschoten en zou het goed zijn om in de opleiding meer plaats te maken voor andere disciplines. Aan de andere kant: er zijn voor studenten zoveel mogelijkheden om extra keuzevakken en minoren aan hun rechtenstudie toe te voegen, dat je ook van hén wel iets extra’s zou mogen verwach-ten. Gelukkig kiezen studenten ook steeds vaker voor niet-juridische vakken. Kantoren kunnen daar zelf ook wat in sturen.’
U zei aan het begin van het gesprek dat je jurist kunt worden zonder ook maar iets van de praktijk te hebben gezien. Moeten we dat zo houden?
‘Persoonlijk ben ik heel erg voor een verplichte stage in de rechtspraktijk: bij de rechterlijke macht, in de advocatuur of als bedrijfsjurist. Een student wordt veel gemotiveerder als die de praktijk een beetje kent. Nu heb je wel veel hoogleraren die advocaat zijn, maar dat is toch iets anders dan als student de praktijk in gaan.’
Wat vindt u van de law firm school en andere advocatenopleidingen door de kantoren zelf?
‘De advocatuur is veel minder eenvormig dan vroeger. Dat de zestien grote kantoren daarvoor een oplossing zoeken is begrijpelijk. Zij kunnen het zoeken in unieke specialisaties voor hun kantoor of de soms nieuwe vaardigheden die daar bij horen. Maar er kan ook behoefte zijn om de lat sowieso hoger te leggen of meteen al meer aan de Engelstalige praktijk te doen. Je zult ruimte moeten geven aan de diversiteit in de advocatuur en erop toezien dat de kwaliteitszorg daarbij overtuigend is geregeld.’
Hoe belangrijk is permanente educatie?
‘Het is onmisbaar. Als je alleen al ziet hoeveel regelgeving erbij is gekomen in het financiële recht… Het recht is allang geen rustig bezit meer, ook het privaatrecht niet. Het postacademisch onderwijs wordt steeds vaker gegeven door de kantoren zelf, is mijn indruk. Dat is praktisch, zeker als je toch al een hoogleraar in huis hebt en de advocaten de deur niet uit hoeven. Maar let ook dan op de kwaliteit, zorg voor voldoende ambitie en vergeet niet de waarde van onderwijs met deel-nemers –van andere kantoren misschien – die andere perspectieven en ervaringen hebben.’
Hoe nuttig is een rechtenstudie nog voor de advocatuur?
‘De relatie is, zoals twee Britten terecht schrijven, symbiotic and problematic. Voor veel afgestudeerde juristen is de beroepsopleiding een beetje wat de coschappen zijn voor de geneeskundeopleiding. De advocatuur kan niet zonder academische vorming van jonge juristen. Tegelijkertijd wil het beroep snel inzetbare jonge mensen en is overal ter wereld altijd weer de vraag of de rechtenopleiding niet meer een beroepsopleiding zou moeten zijn. Het antwoord dat ik in Rethinking the Law School geef is: voor de samenleving zijn juristen veel te be-langrijk om hun vorming als pure beroepsopleiding vorm te geven.’ «