Zweten, een knoop in je maag en niet uit je woorden kunnen komen. Het valt niet mee om voor het eerst te pleiten in de rechtszaal. Hoe bereid je je voor? Waar zie je tegenop? En hoe is het uiteindelijk gegaan? Vier jonge advocaten vertellen.
‘Ik voelde me rood worden’
Marjolein Scheeper (25) is gespecialiseerd in vastgoed- en huurrecht en werkt bij Hielkema & co. Begin augustus had ze haar eerste zitting. ‘Ik was bang dat er een vraag gesteld zou worden waarop ik het antwoord niet zou weten.’
‘We zaten bij het hof in Amsterdam en ik was mijn cliënte aan het voorbereiden op de zitting. ‘Hoeveel zittingen heb je al gedaan?’ vroeg mijn cliënte. Ik was al vaker bij het hof geweest als toeschouwer, maar nu vielen opeens de hoge plafonds me op. Het vele marmer. Ik voelde me rood worden. Dit is mijn eerste, stamelde ik. Maar ik heb me heel goed voorbereid, hoor. Ik was al zenuwachtig, maar na die vraag voelde ik nog meer druk. Ik móést het goed doen. Voor haar.
Mijn eerste zitting betrof het huurrecht. Mijn cliënte kon haar huis niet verkopen vanwege de crisis en om die reden had ze het in de verhuur gedaan. De huurder kwam zijn afspraken niet na: hij betaalde de huur niet en deed het pand in onderhuur. In eerste aanleg had mijn cliënte gelijk gekregen: de overeenkomst was ontbonden en het pand ontruimd. Mijn patroon had die zitting gedaan. De huurder ging echter in hoger beroep en zo kwam het dat ik mijn vuurdoop kreeg bij het hof.
Van tevoren had ik me goed voorbereid. Mijn grootste angst was dat er een vraag gesteld zou worden waarop ik het antwoord niet wist. “Je mag best even een stilte laten vallen,” had mijn patroon gezegd. “Neem een slokje water. Of zeg gewoon: ik begrijp niet goed wat u bedoelt.” Aan alle kanten had ik me ingedekt. Het dossier goed gelezen, het verweer van de wederpartij in eerste aanleg meerdere keren bekeken en mijn pleidooi geoefend samen met mijn patroon. “Probeer de nadruk meer dáárop te leggen,” adviseerde hij. En: “Probeer wat minder snel te praten.” Ook gaf hij me adviezen over kleine dingen waar je in eerste instantie niet aan denkt. “Zet je tas tegen de tafel aan,” zei hij. “Dan struikel je er niet over.”
Toen we naar binnen werden geroepen, moest ik een drempel over, letterlijk en figuurlijk. Ik was me er heel erg van bewust dat alles wat ik zou doen of zeg-gen een bepaalde indruk zou achterlaten. Achteraf had ik me niet zo nerveus hoeven maken. De zitting ging supergoed. Op alle vragen wist ik een antwoord en ik kon goed inspelen op het verweer. Waar ik niet op gerekend had, was dat het hof de zitting zou schorsen en om een schikking verzocht. Oei, nu moet ik wel even een andere pet opzetten, dacht ik. Gelukkig zat mijn patroon achter in de zaal. Hij adviseerde me toen er een poging werd gedaan er onderling uit te komen. Een schikking zat er echter niet in.
Toen ik weer buiten stond was ik opgelucht en enorm blij. Alle spanning kwam eruit en ik was helemaal giechelig toen ik weer terugkwam op kantoor. De rest van de middag kwam er niet veel meer uit mijn handen.
Ik heb mijn eerste zaak gewonnen. Dolblij was ik toen ik dat hoorde. Vooral voor mijn cliënt. Ze mailde: dit moet voor jou ook leuk zijn, Marjolein. Dankjewel, je hebt het goed gedaan! Een opsteker. Ik ga met zelfvertrouwen mijn volgende zitting tegemoet.’
‘Ik heb er alles uitgehaald’
Justus Reisinger (25) is strafrechtelijk afgestudeerd en werkt bij Van Boom Advocaten. Begin dit jaar had hij zijn eerste grote zitting voor de meervoudige kamer. Het betrof een drugszaak. Niet dat Justus daar zenuwachtig voor was. ‘Alles staat of valt met een goede voorbereiding.’
‘Ik was even een moment van mijn stuk gebracht toen de drie rechters binnenkwamen. Was die laatste nou mijn docente van de universiteit? Zo onopvallend mogelijk keek ik nog eens. Ja hoor, ze was het echt. O ja, bedacht ik. Dat had ze weleens verteld: dat ze plaatsvervangend rechter was. Achteraf hoorde ik dat zij mij ook had herkend, maar dat niet had laten blijken uit professionaliteit.
Ik concentreerde me op de zaak. Naast me zat mijn cliënt uit Colombia een beetje onwennig om zich heen te kijken. De tolk was er klaar voor. En ik ook. Ik had me zo goed voorbereid dat ik eigenlijk helemaal niet zenuwachtig was. Ja, er waren heel wat belangen mee ge-moeid. Daarvan was ik me bewust. Maar voor mezelf had ik niet het gevoel dat er iets mis kon gaan. Wijziging tenlastelegging? Eitje. Extra bewijsmateriaal? Ik draaide mijn hand er niet voor om. Ook leek het me niet eng om voor de meervoudige kamer te pleiten. Ik kende de zaak zó goed. Ik was er vanaf het begin af aan bij betrokken. Kom maar op, dacht ik toen ik de rechtszaal binnenkwam.
Voorafgaand aan de zitting had ik mijn cliënt meerdere malen in het detentiecentrum op Schiphol opgezocht. Ik was wel eerder in huizen van bewaring geweest, maar dit cellencomplex was nieuw voor me. Een indrukwekkende omgeving. De vliegtuigen stijgen letterlijk naast je op. Het gaf me een goed gevoel dat ik deze jongen, die in een vreemd land was, met behulp van een tolk kon bijstaan. Hij werd verdacht van het bezit en verwerken van een kilo cocaïne en het witwassen van één miljoen euro.
Omdat het een omvangrijke zaak betrof, duurde de zitting lang. Van begin van de middag tot ’s avonds laat. Als toeschouwer had ik weleens zo’n lange zittingsdag bijgewoond op de publieke tribune. Toen was het op zijn zachtst gezegd een uitdaging geweest om ge-boeid te blijven. Nu ging het me echter beter af. In mijn rol als advocaat was ik zo gefocust dat de tijd voorbijvloog. Op het moment dat ik dacht: ik heb nu wel trek, of: ik moet eigenlijk naar het toilet, waren de rechters me al voor en werd de zaak even geschorst. Tijdens één van die pauzes zei een jongen van de parketpolitie tegen me dat ik zo’n helder pleidooi had gehouden. Een mooi compliment. Mijn cliënt kreeg uiteindelijk zeven maanden cel. Of ik het gevoel had dat ik gefaald had? Nee, ik heb er alles uitgehaald wat er in zat.’
‘Aan dit scenario had ik niet gedacht’
Lotte Bögemann (27) is advocaat-stagiaire bij Teurlings & Ellens Advocaten. Haar eerste zitting betrof het familierecht. ‘De denigrerende houding van de advocaat van de wederpartij bracht me even van mijn stuk.’
‘Toen ik voorafgaand aan de zitting mijn cliënt en de wederpartij de hand schudde, merkte ik voor het eerst wat voor impact het dragen van een toga heeft. Er was meteen sprake van een andere sfeer. Officiëler en afstandelijker. Alsof mensen zich opeens realiseren: nu gaat het écht gebeuren. Zelf vond ik het dragen van een toga ook prettig. Behalve dat het heel warm zit – een minder prettige bijkomstigheid – straalt het ook professionaliteit uit. Zo’n toga maakt duidelijk dat wat ik tijdens de zitting zeg niet persoonlijk tegen de wederpartij gericht is en ook niet per definitie mijn mening. Ik sta mijn cliënt zo goed mogelijk bij. Dat is mijn werk.
Mijn eerste zitting betrof een echtscheidingszaak. Mijn cliënt kon het met zijn ex-vrouw niet eens worden over de verdeling van de boedel en de zorg voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming was aanwezig om advies uit te brengen. Ik vond het best heftig. De emoties kunnen bij dit soort zaken hoog oplopen, wist ik van collega’s en het is dan belangrijk om je eigen cliënt zo kalm mogelijk te houden. Tot in den treure en tot op het bot had ik de zitting voorbereid. Ik wilde niet voor verrassingen komen te staan. Uiteindelijk gebeurde dat tóch. Ik had verwacht dat de rechter een beschikking zou afgeven, maar daarentegen zei hij: “Wat zijn we hier nu eigenlijk aan het doen?” Hè, dacht ik. Wat gebeurt hier nu? De rechter stelde zich op als mediator en spoorde beide partijen aan een oplos-sing te vinden. Niet buiten de rechtszaal tijdens een schikking: nee, op dát moment. “Als u daar nu wat water bij de wijn doet,” zei hij tegen de wederpartij. “En u op dat gebied, meneer,” tegen mijn cliënt. “Kunt u daar dan mee leven?” Ik was verbaasd over hoe makkelijk het ging. Aan dit scenario had ik niet gedacht. Waar ik ook niet op gerekend had, was de houding van de advocaat van de wederpartij. “En hoe lang bent u al advocaat?” vroeg hij op denigrerende toon aan mij voorafgaand aan de zitting. Ik genoot er dan ook stiekem van dat hij even van zijn stuk was gebracht toen ik hem tijdens de behandeling van de zaak iets voor de voeten wierp waar hij niet op gerekend had. Eén-nul, dacht ik bij mezelf.
De eerste zitting is me reuze meegevallen. Ik heb jarenlang gedanst en daardoor podiumervaring opgedaan. Daar is het mee te vergelijken. Je vertelt zo goed mogelijk een verhaal. En of dat nu door middel van woorden is of danspassen: dat maakt niet uit.’
‘Er was geen enkel bewijs’
Joren Veldheer (28) is advocaat bij Stroobach Ketting Dijkers Karakaya Strafpleiters. In januari van dit jaar had hij zijn eerste zitting. Het betrof een mishandelingszaak voor de politierechter. ‘Dat ik mijn cliënt gerust kon stellen, gaf me veel voldoening.’
‘Pakkend. Zo wilde ik mijn pleidooi beginnen. Dus ik zei: we staan allemaal weleens in de kroeg. En: we hebben allemaal weleens meegemaakt dat we geduwd werden. De politierechter moest lachen. “Nou…” zei hij. “Ik weet het niet hoor, of dat zo is.” En we drinken allemaal weleens een biertje, ging ik verder. Waarop hij antwoordde: “Ook dat is niet waar, sommigen van ons drinken wijn.” We moesten allebei lachen. Het ijs was gebroken. Dat de sfeer ontspannen en minder formeel werd, kwam de zitting alleen maar ten goede.
Het betrof een mishandelingszaak. Twee jongens hadden in een café onenigheid gekregen en mijn cliënt werd ervan beticht de nodige klappen te hebben uitgedeeld. Volkomen onterecht naar mijn idee, want er was geen enkel bewijs en daar moest ik de politierechter van zien te overtuigen.
Toen ik bij SKDK Strafpleiters ging werken, ben ik met al mijn kantoorgenoten mee naar zittingen geweest. Ik merkte dat elke advocaat zijn eigen stijl heeft. Van iedereen pikte ik wat op. Mijn jaren als griffier bij het Gerechtshof in Amsterdam zorgden ook voor de nodige praktijkervaring. Toch was het behoorlijk wennen dat ik nu in een andere rol zat en zelf moest gaan pleiten. Dat er bij een politierechterzaak meteen een uitspraak volgt en je bij dergelijke relatief minder zware vergrij-pen voor de politierechter niet altijd pleitnotities overhandigt, maakte me bewust van de mondelinge overredingskracht die ik op dat moment moest hebben. Vooral het feit dat tijdens een zitting nog van alles kan veranderen zorgde voor de nodige spanning. Wat als de tenlastelegging plotseling gewijzigd wordt? Dan moet ik daar wel op kunnen inspelen. Of wat nu als er plotseling beelden van de bewakingscamera zijn en op zitting worden afgespeeld? Dus bereidde ik me zeer uitvoe-rig voor. Elk denkbaar scenario heb ik doorgenomen, samen met een kantoorgenoot. Enerzijds waren er zenuwen, maar anderzijds voelde ik mij al op voorhand gedreven om voor mijn cliënt te gaan knokken. Figuurlijk dan, hè? Toen ik nog als griffier werkte, heeft een raadsheer weleens tegen mij gezegd dat ik geknipt ben voor de advocatuur omdat ik zo betrokken en betrouwbaar overkom. Een enorm compliment. Dat ik mijn cliënt kon geruststellen en letterlijk vóór hem kon gaan staan tijdens de zitting, gaf me een goed gevoel. Een advocaat heeft wellicht meerdere mishandelingszaken behandeld, maar voor iemand die nog nooit met justitie in aanraking is geweest, zoals mijn cliënt, is het de zaak van het jaar. Uitvoerig heb ik met hem de gang van zaken doorgenomen. Ik merkte dat het hem rust gaf, omdat hij wist wat hij kon verwachten. Ook het feit dat we eventueel hoger beroep konden instellen, zorgde voor zichtbare opluchting. Er was een vertrouwens-band tussen ons. Die band met een cliënt is essentieel.
De zitting ging goed. Er waren uiteindelijk geen onverwachte wendingen en ik kon goed uit mijn woorden komen tijdens mijn pleidooi. Dat er uiteindelijk vrijspraak volgde, gaf me veel zelfvertrouwen. Maar de opluchting op het gezicht van mijn cliënt was met geen pen te beschrijven, dat gaf pas echt de voldoening. Zo’n eerste zitting blijft je altijd bij.’