Na de kwaliteitsslag in de beroepsopleiding is het tijd voor een aanpassing van de permanente educatie.

 

‘We houden elkaar voor de gek,’ zei een advocaat laatst over de permanente opleiding. Advocaten vullen het evaluatieformulier positief in, dus opleidingsinstituten denken dat ze iets waardevols leveren. Kantoren gaan daarin mee; waar moeten ze anders op sturen? Maar ondertussen zitten advocaten eigenlijk gewoon hun tijd uit bij die vakken. Wees eens eerlijk: hoeveel declarabele uren maakt u tijdens een cursus? Hoe vaak belt u buiten de pauze met kantoor, of een cliënt? Hoe vaak komt u te laat binnen en discussieert u met de gastvrouw dat u toch het volledige aantal PO-punten toegekend moet krijgen? Of hoe vaak gaat u eerder weg, maar tekent u wel alvast af? Hoe vaak droomt u weg bij de cursusonderdelen waar een expert een uur lang een verhaal houdt? Kijkt u nog weleens in de ordners met materiaal die u voor een cursus toegestuurd krijgt? Wees eens eerlijk: hoeveel heeft u eigenlijk geleerd van al die verplichte PO-punten die u gehaald heeft sinds uw stageverklaring?
    Als advocaat bent u verplicht uw kennis te onderhouden en te ontwikkelen zodat u uw cliënten goed kunt bedienen. Uw kennis zou u ook wel op peil houden als het niet in de Verordening op de advocatuur stond. U zou artikelen lezen over een bepaald onderwerp en daarop doorpraten met een expert uit uw netwerk. Maar de Verordening schrijft ook voor hoe u uw kennis moet onderhouden: jaarlijks dient u twintig opleidingspunten te halen. Dus levert u een bijdrage aan de rechtsliteratuur, verzorgt u een of meer cursussen, verricht u een relevante nevenactiviteit; u schrijft bijvoorbeeld mee aan een stuk van een van de NOvA-adviescommissies. En u volgt zelf onderwijs. Maar in veel PO-cursussen krijgt u vooral kennis over u uitgestort. Dat is niet bevorderlijk voor het leren.
    Permanente educatie kan een stuk slimmer. Wat bijvoorbeeld wel zou kunnen helpen is zelfstudie voorafgaand aan de cursus, met gedigitaliseerde toetsen; niet om een cijfer te halen, maar voor cursisten om zelf te toetsen of ze de stof begrijpen. Na zelfstudie met behulp van die toetsen zou er een interactieve bijeen-komst belegd kunnen worden. Zoals emeritus hoogleraar didactiek Robert-Jan Simons vorig jaar in het Advocatenblad zei: zo worden die bijeenkomsten zinvoller. Na een eerste voorbereiding is meer behoefte aan uitwisseling met een expert. ‘Die komt dan ook veel meer in zijn kracht en zo is meer kennis te delen,’ meent Simons. Sowieso leren mensen het meest van een combinatie van ervaringsleren, begeleid leren en zelfstandig leren. Veel docenten denken nog vanuit het perspectief: hoe ga ik deze informatie overdragen? Belangrijker is wat de cursisten ervan begrijpen en opsteken. En zo’n grote stap is het niet om toetsen in te voeren in de PO: als het onderwijs uitsluitend op afstand wordt gevolgd, moet de cursus sowieso worden afgesloten met een voldoende voor een toets. Waarom gebeurt dat niet ook bij het (deels) offline onderwijs?
    In de beroepsopleiding is deze slag al gemaakt. De wijzigingen leidden tot gemopper; dat is misschien wel inaherent aan verandering. Binnen een paar jaar is iedereen gewend aan de nieuwe status-quo. De advocaten die in dit systeem zijn opgeleid, weten niet beter dan diagnostische zelftoetsen, zelfstandig leren en de socratische methode tijdens opleidingsbijeenkomsten. Een verandering in de PO is in dat kader niet alleen een logisch gevolg van de kwaliteitsverbetering in de beroepsopleiding. Een nieuwe invulling aan de permanente educatie is ook noodzakelijk als advocaten echt iets willen leren. Stop met elkaar voor de gek houden.

 

Carel Stolker

Download artikel als PDF

Advertentie