‘Eén van mijn cliënten,’ zegt de advocaat tegen de politierechter in Utrecht, ‘wil graag het laatste woord voeren met een banjo.’
‘Daar geef ik geen toestemming voor,’ bromt de rechter.
Een hele rij verdachten zit vandaag tegenover hem, allemaal aangehouden in de nacht van 16 april voor het vernielen van de omheining van Kamp Zeist, een detentiecentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Rond twee uur ’s nachts zagen agenten het groepje aankomen, even daarna gevolgd door het geluid van knippen in metaal. Kort daarna hielden ze vier verdachten aan, liggend in een bosje, in het bezit van betonscharen, tangen, bivakmutsen en wat je zoal meer kunt gebruiken bij zo’n nachtelijke operatie. Even verderop vonden ze nog drie verdachten.
De zeven hebben zich allemaal beroepen op hun zwijgrecht en ook hier, bij de rechter, willen ze niets zeggen. Op één na, meneer K., die volgens de politie op de uitkijk stond en heel hard op een fluit begon te blazen toen hij de agenten in het vizier kreeg.
Vijf dagen hebben de verdachten vastgezeten. Allemaal hebben ze eerder met justitie te maken gehad, schetst de officier van justitie, voor zaken als vernieling, verzet tegen de politie, belediging en computervredebreuk. Ze eist uiteenlopende straffen, afhankelijk van het strafblad van de verdachte: een celstraf, taakstraf-fen, en voor allemaal een voorwaardelijke boete van 750 euro als stok achter de deur.
De advocaat neemt de tijd voor zijn pleidooi. Hij heeft een kaartje getekend met de situatie ter plekke: de hekken, de plaatsen waar de zeven koppels agenten zich hadden opgesteld. Minutieus loopt hij de verklaringen van de politiemensen door. Wie zag precies wat, wanneer en waar? Hij wijst op het uiteenlopend aantal mensen dat de agenten hebben gezien, op de verschillende verklaringen over de exacte plek van de aanhoudingen, op de lange tijd tussen het moment dat de hekken nog intact waren en het moment van de aanhoudingen, en – niet onbelangrijk – het feit dat de politie niemand van de verdachten echt de omheining stuk heeft zien knippen. Het is onmogelijk om te zeggen wie precies wat heeft gedaan, zegt de advocaat. Sterker nog: het zou zomaar kunnen dat een tweede groep activisten het hekwerk heeft vernield.
Dan is het tijd voor het laatste woord. ‘Ik zal het doen zonder banjo,’ zegt meneer A. Hij kijkt om naar de publieke tribune, gevuld met sympathisanten. ‘Maar dan heb ik jullie effe nodig.’
‘Ho ho,’ zegt de rechter. ‘U gaat er hier geen voorstelling van maken.’
‘Oh give me land, lots of land,’ zingt meneer A., met de vingers knippend. ‘Under starry skies above. Don’t fence me in.’
‘Ik ga u onderbreken,’ zegt de rechter. ‘In een Nederlandse rechtszaal wordt de Nederlandse taal gebruikt. En het laatste woord wordt gesproken, niet gezon-gen.’
De rechter gelooft het wel. Hij trekt zich een kwartiertje terug en komt dan met de uitspraak: allemaal dertig dagen celstraf, waarvan 25 voorwaardelijk, en een boete van 500 euro. ‘U was allen aanwezig, u bent aangehouden onder verdachte omstandigheden en er is van alles bij u aangetroffen. U bent als groep aan-sprakelijk voor het geheel.’ Ook de vordering van de Immigratie- en Naturalisatiedienst – 7000 euro schade aan het hek – wijst hij toe. Hoofdelijk.
Meer weten? Lees een langere versie van dit rechtbankverslag op advocatenblad.nl.