TUCHTRECHT OOK VOOR TRUSTWERKZAAMHEDEN?

Het kantoor van mr. X verrichtte voor klager trustwerkzaamheden, waaronder het leveren van bestuurder(s), het leveren van fiscale diensten en het opstellen van overeenkomsten. Mr. X richtte een trustmaatschappij op waarin deze werkzaamheden deels werden ondergebracht.
    Mr. X heeft zich volgens klager schuldig gemaakt aan ontoelaatbare belangenverstrengeling door een meervoudige rol op zich te nemen als advocaat, bestuurder en boekhouder/accountant van klager. Hij zou in die meervoudige rol, althans op ontoelaatbare wijze, zijn eigen belang (betaald krijgen van zijn rekeningen) hebben laten prevaleren boven het belang van klager. Mr. X stelt hiertegenover dat hij zijn werkzaamheden voor klager niet heeft verricht in de hoedanigheid van advocaat, maar als bestuurder van klager, in het kader van een overeenkomst op grond waarvan hij trustwerkzaamheden zou verrichten. Daarom zou er tussen hem en klager geen advocaat-cliëntrelatie zijn ontstaan.
    De raad overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van het hof van discipline het advocatentuchtrecht blijft gelden wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Het normenarsenaal waaraan de tuchtrechter dat handelen toetst, is echter beperkter dan dat voor het handelen van de advocaat als zodanig. De gedragsregels voor advocaten komen bijvoorbeeld niet voor toepassing in aanmerking. De tuchtrechter dient slechts te toetsen of de advocaat zich bij de vervulling van zijn andere functie zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Als dat het geval is, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad dient derhalve de vraag te onderzoeken of tussen mr. X en klager een advocaat-cliëntrelatie tot stand is gekomen.
Bij aanvang van de relatie tussen klager en mr. X was mr. X reeds advocaat. Daarnaast was hij belastingadviseur en had hij een trustpraktijk. Bij een dergelijke gemengde praktijk zal een advocaat er jegens zijn cliënt geen misverstand over moeten laten bestaan in welke hoedanigheid hij optreedt. Al bij het aangaan van de overeenkomst dient hij daarover duidelijkheid te scheppen. Bij voorkeur legt hij dit schriftelijk vast. Dat heeft mr. X echter niet gedaan. Dat maakt de vraag of een advocaat-cliëntrelatie is ontstaan tot een kwestie van uitleg.
    Uit de opdrachtbevestiging die het kantoor van mr. X aan klager heeft verzonden, komt niet een advocaat-cliëntrelatie naar voren. Verder is duidelijk dat de in de opdrachtbevestiging vermelde werkzaamheden zo niet uitsluitend, dan toch hoofdzakelijk passen bij een trust- en belastingadvieskantoor. De raad is van oordeel dat de verhouding tussen klager en mr. X niet kan worden gekwalificeerd als een advocaat-cliëntrelatie.
    Daarom beoordeelt de raad slechts of mr. X zich bij de vervulling van zijn werkzaamheden voor klager zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
    Klachten ongegrond.

 

 

ANTEDATEREN IS VERBODEN

Mr. X stond de werkgever bij tegenover klagers, van wie klager I arbeidsongeschikt was en klager II hem bijstond in de onderhandelingen met zijn werkgever over beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Mr. X stuurde op 25 oktober 2013 klager II een plan van aanpak en antedateerde dit plan op 15 november 2012. Zo kon worden aangesloten bij de informatie uit de probleemanalyse van dat moment (15 november 2012).
    De raad overweegt dat het in strijd is met de betamelijkheid om het plan van aanpak te antedateren, ook al is de inhoud van het stuk op zichzelf genomen, met uitzondering van de datum, juist. Van een advocaat mag immers verwacht worden dat hij zich onder geen beding inlaat met het bewust modificeren van gegevens, zoals een datum, die voor het verdere verloop van een kwestie van belang zijn.
    Mr. X heeft zich sinds haar inschrijving in 1985 niet eerder ten overstaan van de tuchtrechter hoeven te verantwoorden. Zij heeft na het inzien van haar fout het plan van aanpak onmiddellijk ingetrokken en trekt in de klachtzaak het boetekleed aan.
    Berisping.

 

 

RECHTSTREEKS CONTACT MET CLIËNT

Klager gaf een incassobureau opdracht een vordering te innen. Toen dit niet lukte, schakelde het incassobureau met toestemming van klager mr. X in, met wie het incassobureau een commerciële relatie heeft. Mr. X accordeerde de door het incassobureau opgestelde conceptdagvaarding en bracht die na betekening bij de rechtbank aan. Voorafgaand aan de comparitie ontmoetten klager en mr. X elkaar voor het eerst.
    Het hof overweegt dat mr. X de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de zaak. Het samenwerkingsverband met het incassobureau draagt het risico in zich dat die verantwoordelijkheid niet volledig kan worden waargemaakt. Dat risico wordt nog groter wanneer het eerste persoonlijke contact pas voorafgaand aan de comparitie op de rechtbank plaatsvindt. Mr. X heeft in elk geval in de fase tot de comparitie geen direct zicht gehad, laat staat toezicht uitgeoefend op wat tussen klager en het incassobureau was besproken. Hij is in zijn zorgplicht tekortgeschoten doordat hij toen geen rechtstreeks en persoonlijk contact had met klager en vrijwel uitsluitend afging op mededelingen van een medewerker van het incassobureau waarmee hij een commerciële relatie heeft.
    Waarschuwing.

 

 

BLIJVEN OPTREDEN NA INTREKKING OPDRACHT

Klagers hadden samen met vader en zoon W. de aandelen (ieder 50%) in een vennootschap, waarin een casino werd gedreven. Eén klager en zoon W. waren gezamenlijk bevoegde bestuurders van de vennootschap. Mr. X en zijn kantoor stonden zowel klagers als vader en zoon W. als advocaat bij. Mr. X was bovendien adviseur van de vennootschap.
    Tussen klagers en vader en zoon W. ontstond in 2011 grote onenigheid. Klagers berichtten mr. X dat zij hun zaken niet meer door hem of zijn kantoor wilden laten behandelen. Niettemin bleef mr. X optreden voor de vennootschap en zoon W. Zonder dat hij klagers hierin kende, diende hij bij de gemeente een aanvraag in tot verlenging van de vergunningen voor het casino. En een kantoorgenoot van mr. X verzocht de gemeente buiten klagers om de bestaande vergunningen in te trekken en nieuwe vergunningen te verstrekken.
    De gemeente stuurde een door het casino ingediende BIBOB-aanvraag door naar Bureau BIBOB. Ook met deze aanvraag waren klagers niet bekend. Mr. X berichtte de gemeente dat het verzoek tot het verlenen van nieuwe vergunningen als ingetrokken kon worden beschouwd en dat nog enkel een verzoek om verlenging van de vergunningen voorlag. De Ondernemingskamer schorste de bestuurders van de vennootschap (een klager en zoon W.) en benoemde een tijdelijke bestuurder. Ten slotte berichtte mr. X aan zoon W. dat de klager die bestuurder was een negatieve BIBOB-toets had ondergaan en feitelijk geen aandeelhouder meer kon zijn. Hij berichtte hem ook dat hij dit uit eigen beweging aan de crediteuren van het casino had geschreven, en dat deze brief kon worden doorgestuurd naar de Ondernemingskamer.
    De klacht luidt dat mr. X bleef optreden voor klager nadat de opdracht was ingetrokken, en dat hij de belangen van meerdere partijen bediende en bleef bedienen, waarover hij niet transparant was. Mr. X stelt dat hij in het belang van de vennootschap heeft gehandeld.
    Het hof overweegt dat als een cliënt nadrukkelijk de opdracht beëindigt, de advocaat niet zelf mag beslissen of dat wenselijk is en niet zelf mag beoordelen wat volgens hem het belang van de cliënt meebrengt. Dat bepaalt de cliënt zelf. Het standpunt van mr. X dat hij, nadat klagers de opdracht aan hem en zijn kantoor hadden beëindigd, toch verder kon optreden voor het casino, is onjuist. Nu één van de gezamenlijk bevoegde bestuurders de opdracht aan mr. X had opgezegd, terwijl de andere bestuurder wilde dat mr. X verder zou optreden, was er een belangenconflict en had mr. X zich geheel uit de zaak moeten terugtrekken.
    Het hof acht, unaniem, een verzwaring van de door de raad opgelegde maatregel (berisping) op zijn plaats. Mr. X heeft blijk gegeven van een onjuiste visie op een essentieel aspect van de beroepsuitoefening van een advocaat, namelijk de relatie tussen advocaat en cliënt en de positie van de cliënt als opdrachtgever van de advocaat.
    Voorwaardelijke schorsing van één week.

Download artikel als PDF

Advertentie