Wat heb je over voor een nieuwe cliënt in het Passageproces? Een horloge, een stapeltje bankbiljetten? Je integriteit, je onafhankelijkheid?
Mr. X bezocht een paar keer de heer R, cliënt van mr. Y, in het huis van bewaring. Achtergrond van die bezoekjes: een TV-uitzending over een verdwenen laptop in het Passageproces. De advocaat van R had er geen moeite mee.
Het klikte wel tussen mr. X en R, die zelfs zei dat hij misschien wel wilde overstappen. Mr. X gaf R een horloge: een peperdure Patek Philippe. Of was het een replica van 150 euro max, zoals hij later aan de tuchtrechter vertelde? Ook gaf mr. X minimaal 4000 euro in contanten. Een lening, zei mr. X achteraf.
Maar toen mr. X zijn collega vroeg om overdracht van het dossier, kreeg hij te horen dat R dat vooralsnog niet wilde. Mr. X meldde zich intussen alvast als opvolgend raadsman bij het gerechtshof om de zittingsplanning te horen.
Maar mr. X werd geen opvolgend raadsman. Hij werd verweerder in een tuchtzaak. Schending van artikel 10 Vafi, nu artikel 6.27 Voda: niet zomaar contant betalen. Strijd met (het oogmerk van) gedragsregel 2 lid 2 (althans de schijn daarvan): geen cliënten werven met betaling. Zelfs als het maar een lening was, kon het leiden tot belangenverstrengeling en afbreuk doen aan het vertrouwen. Mr. X had de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit geweld aangedaan. En die melding bij het gerechtshof deugde ook niet. Een voorwaardelijke schorsing van vier weken – maar mr. X kan nog in beroep.
Dat horloge intrigeert. Nep of echt? En wie wist de waarheid? Maar dat geheel terzijde.
Trudeke Sillevis Smitt