Bas Martens treedt op 29 oktober af als Haagse deken en voorzitter van het dekenberaad. Na drie jaar deken te zijn geweest, keert Martens weer volledig terug naar zijn praktijk bij Delissen Martens in Den Haag. Emilie van Empel, deken van Breda-Middelburg, volgt Martens op als voorzitter van het dekenberaad. David de Knijff (Ekelmans & Meijer) neemt naar alle waarschijnlijkheid het Haagse dekenaat over.
‘Graag had ik het werk nog een tijd langer gedaan, maar een Haagse deken blijft niet langer dan drie jaar. Het is tijd om mij weer volledig te gaan inzetten voor mijn kantoor’, vertelt de vertrekkend Haagse deken Bas Martens.
Terugblikkend op zijn dekenaat wijst Martens erop dat de organisatie van de orde zich de afgelopen jaren volop heeft ontwikkeld. Hij noemt de herindeling van de gerechtelijke kaart, per 1 januari 2013. Het aantal arrondissementen werd van negentien naar elf teruggebracht. ‘Dat ging gepaard met de nodige organisatorische veranderingen.’
Om de kwaliteit van het toezicht te verbeteren, is het dekenberaad, dat in zijn huidige vorm sinds 2011 bestaat, geprofessionaliseerd. ‘Inmiddels wordt het dekenberaad ondersteund door een eigen staf, het secretariaat en de Unit Financieel Toezicht Advocatuur. De elf dekens vergaderen maandelijks aan de hand van een jaarprogramma en ontwikkelen het beleid en de strategie voor het toezicht en de klachtbehandeling.’
Als belangrijkste mijlpaal op gebied van het toezicht in de afgelopen drie jaar ziet Bas Martens het feit dat het toezicht van advocaten in handen van de advocatuur is gebleven. ‘We zijn heel dicht langs de rand van het staatstoezicht gelopen.’
Martens ergert zich aan de discussie over het verschoningsrecht. ‘Het Openbaar Ministerie beweert dat advocaten het verschoningsrecht regelmatig misbruiken. Ik heb nog geen enkel behoorlijk voorbeeld gehoord. Alle dekens spreken minstens vier keer per jaar met de hoofdofficier van justitie. Het onderwerp misbruik van het verschoningsrecht is nog nooit op tafel gekomen. Het is een proefballonnetje van het Openbaar Ministerie.’
Martens stipt de totstandkoming van het Kenniscentrum Wwft aan. Dat is gevestigd bij de Haagse orde. ‘De Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme is op de meeste advocatendiensten niet van toepassing. Maar een ongeluk zit in een klein hoekje en de gevolgen kunnen groot zijn. Er is veel aandacht voor de Wwft. De dekens zijn sinds 1 januari 2015 de toezichthouders en hebben veel aandacht voor dit onderwerp.’
Verbeterpunten voor het toezicht op advocaten zijn er volgens Martens ook. Zo bestaan er verschillen in de wijze waarop lokale ordes hun werkzaamheden registreren. ‘Er wordt door de dekens en hun staf gewerkt aan een nieuw landelijk automatiseringssysteem voor de registratie van klachten en toezichtacties.’
Daarnaast kunnen de verschillende bureaus volgens Martens meer gaan samenwerken in de behandeling van klachten en op het gebied van strategisch toezicht. ‘Op die manier kunnen zij pieken in de werkdruk van elkaar opvangen en dwarsverbanden leggen.’
En de tuchtrechtspraak is onlangs gedigitaliseerd. Als de lokale orden daarbij aanhaken, kunnen de werkprocessen binnen het toezicht op de advocatuur een stuk efficiënter worden uitgevoerd, zegt Martens.
Van de mogelijkheid om boetes en lasten onder dwangsom op te leggen, sinds januari 2015, maken dekens nog niet erg veel gebruik. ‘Het zijn extra instrumenten in de gereedschapskist.’ Martens verwacht niet dat dekens hiermee zullen gaan strooien. De tuchtrechtelijke route werkte al heel goed en volstaat volgens hem in veel gevallen. Maar in sommige gevallen kunnen deze instrumenten volgens hem toch heel effectief zijn. ‘Als een advocaat geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, bijvoorbeeld. Met een tuchtrechtelijke straf is de advocaat nog niet verzekerd, de cliënt nog niet beschermd. Een last onder dwangsom is dan veel effectiever.’
Wat Martens gedurende zijn dekenaat is opgevallen, is dat het gros van de advocaten hard werkt en zijn of haar werk graag goed wil doen. ‘Ik maak een onderscheid tussen integere en niet-integere advocaten. Een advocaat kan gewoon pech hebben en tegen een klacht aanlopen. Of persoonlijke problemen krijgen. Wij werken in een harde “ruzie-business”. Dit soort zaken zijn soms niet te voorkomen. Het is ook onze taak om advocaten die hiermee te maken krijgen weer op de rit te helpen. Tegen niet-integere advocaten die rommelen met toevoegingen of hun cliënten belazeren, moeten we streng en rechtvaardig optreden. Daarmee bewaken we de kwaliteit van de advocatuur.’
Sabine Droogleever Fortuyn