–     Hof van discipline, 1 december 2014, zaak nr. 7163, ECLI:NL:TAHVD:2014:374.
–     Artikel 46d, leden 1 en 2 Advocatenwet.
–     Gedragsregel 1.
–     Een uitspraak van de Geschillencommissie Advocatuur leidt alleen tot niet-ontvankelijkheid bij de tuchtrechter indien een schikking is getroffen, en bindt de tuchtrechter niet.

Mr. X en zijn kantoorgenoot mr. T stonden klager bij in een procedure tegen A, waarbij klager in het ongelijk werd gesteld. Na onenigheid beëindigde mr. X de relatie met klager, die zich daarop tot de Geschillencommissie Advocatuur wendde. De Geschillencommissie honoreerde bij bindend advies de klacht dat mr. X het beroep van A op art. 6:82 BW (ontbreken van een ingebrekestelling) had moeten onderkennen, en kende een schadevergoeding van 1.400 euro toe. Vervolgens stapte klager naar de deken, omdat niet al zijn bezwaren door de Geschillencommissie voldoende zouden zijn beoordeeld. Daarnaast had klager ook klachten over de opstelling van mr. X in de geschillenprocedure. De raad verklaarde nagenoeg alle klachtonderdelen gegrond, onder het opleggen van de maatregel van berisping.
Het hof overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid dat het advocatentuchtrecht van toepassing blijft als partijen hun geschil aan de Geschillencommissie voorleggen en partijen daarbij niet tevens op grond van art. 46 d, lid 1 en 2 Advocatenwet een, mede door de deken ondertekende, minnelijke schikking treffen. Daarom is in dit geval klager ontvankelijk. Een beslissing van de Geschillencommissie bindt de tuchtrechter niet; het hof toetst zelfstandig aan art. 46 Advocatenwet.
Het enkele feit dat de civiele rechter de vordering van klager heeft afgewezen op grond van het ontbreken van een (toereikende) ingebrekestelling, brengt nog niet mee dat mr. X een zorgplicht heeft geschonden. Mogelijk is het thema ingebrekestelling wel door mrs. X en T onderkend en in de civiele procedure toegelicht, maar heeft de rechtbank meer waarde en geloof gehecht aan het standpunt van A. Mr. X heeft onbestreden aangevoerd dat A al in gebreke was gesteld en een ingebrekestelling overigens niet nodig was. Het is niet bekend waarom de rechtbank deze aspecten niet in haar beoordeling heeft betrokken. Ook de Geschillencommissie en de raad hebben er geen blijk van gegeven dit aspect in de beoordeling te hebben betrokken. Het is bovendien niet, althans niet in de eerste plaats, aan de tuchtrechter om te oordelen over dit juridisch dispuut, maar aan de rechter in hoger beroep. Klager heeft evenwel afgezien van hoger beroep.
Klacht ongegrond (maar waarschuwing wegens gegrond verklaarde klachten over uitlating over medische toestand van klager en over ontbrekende declaratie).

Advertentie