–     Raad van discipline Amsterdam, 19 augustus 2014, zaak nrs. 13-379A en 13-380A, ECLI:NL:TADRAMS:2014:215.
–     Gedragsregel 6, geheimhoudingsplicht.
–     Verhouding van advocaat en cliënt gaat vóór de verhouding van advocaat en rechtsbijstandverzekeraar.

Een rechtsbijstandverzekeraar bracht een rechtsbijstandzaak met instemming van klager onder bij een van zijn netwerkkantoren. De polisvoorwaarden verplichtten de verzekerde om de verzekeraar op de hoogte te houden van de voortgang; bovendien diende de advocaat met de verzekeraar te overleggen over de door hem te nemen maatregelen, zoals het aanwenden van rechtsmiddelen.
In de overeenkomst tussen het netwerkkantoor en de verzekeraar werd bepaald dat de advocaat de verzekeraar alleen zou informeren over het eindresultaat van de zaak en dat tijdens de behandeling van de zaak geen correspondentie over de zaak aan de verzekeraar zou worden verstuurd, tenzij deze dat zou verzoeken. Volgens deze overeenkomst bestond er geen recht op dekking als er naar de gemotiveerde opinie van de advocaat geen redelijke kans van slagen (meer) was.
    Mr. X schreef klager dat hij de kans van slagen in een procedure zeer gering achtte en ontraadde ook overigens tot procederen over te gaan. Van de brief ging tegelijkertijd een afschrift naar de verzekeraar.
    De klacht luidde dat mr. X het procesadvies en vertrouwelijke stukken uit het dossier aan de verzekeraar had gezonden zonder klager daarin vooraf te kennen of over de inhoud te informeren.
    De raad stelt vast dat mr. X met klager een advocaat-cliëntrelatie had zoals bedoeld in de Advocatenwet en de gedragsregels; dat mr. X betaald wordt door de verzekeraar doet daar niet aan af. Daarom moet mr. X de in art. 46 Advocatenwet opgenomen zorgplicht jegens de cliënt in acht nemen. Bovendien is hij verplicht tot geheimhouding.
    Van een advocaat mag worden verwacht dat hij een (proces)advies eerst met de cliënt bespreekt alvorens het naar de verzekeraar te zenden, want de cliënt kan aanvullingen wensen of opmerkingen hebben. Bovendien is het aan de verzekerde te bepalen welke invulling die wil geven aan de polisverplichtingen jegens de verzekeraar.
    Dat mr. X ook de verzekeraar als zijn cliënt beschouwt en in dat kader afspraken met de verzekeraar heeft, doet daaraan vanzelfsprekend niet af. De verhouding advocaat-cliënt gaat vóór de verhouding advocaat-rechtsbijstandverzekeraar.
    In beginsel alle informatie die de cliënt aan de advocaat heeft toevertrouwd, dient als vertrouwelijk te worden aangemerkt; daarop is de geheimhoudingsplicht van toepassing. Uit de polis noch de overeenkomst tussen mr. X en de verzekeraar volgt de verplichting voor de advocaat alle stukken die hij van de cliënt ontvangt zonder diens toestemming aan de verzekeraar te sturen.
    Het verweer dat de geheimhoudingsplicht niet is geschonden omdat de verzekeraar geen derde is en een eigen geheimhoudingsplicht heeft, slaagt niet. Een contractuele geheimhoudingsplicht van de verzekeraar is niet gelijk aan de geheimhoudingsplicht van de advocaat. Zo heeft de verzekeraar geen zelfstandig wettelijk verschoningsrecht.
    Waarschuwing.

Noot
Deze uitspraak is voor de rechtsbijstandverzekeringspraktijk van groot belang. De tuchtrechter oordeelt hier dat de verhouding van advocaat en rechtsbijstandverzekerde primair is en dat de daaruit voortvloeiende verplichtingen (onder andere geheimhouding) beperkingen opleggen aan de communicatie in de verhouding van advocaat en rechtsbijstandverzekeraar. Daarom zullen advocaten die zijn ingeschakeld door rechtbijstandverzekeraars (of stichtingen die namens die verzekeraars de rechtsbijstandverzekering uitvoeren) steeds van tevoren hun cliënt moeten inlichten en zo nodig om toestemming moeten vragen.

Download artikel als PDF

Advertentie