Advocaten Geertjan van Oosten en Gerd van Atten zijn blij met de einduitspraak van het Hof van Discipline in hun tuchtzaak. De klacht van accountant Veenbrink tegen het duo inhoudende dat zij hun cliënte Regge Vastgoed zouden hebben geholpen fraude te verdoezelen, is op 2 november ook in hoger beroep ongegrond verklaard.
Waar Van Oosten en Van Atten in eerste instantie bij de Amsterdamse raad van discipline met een vaartje gelijk hadden gekregen, besliste het Hof van Discipline in mei van dit jaar dat het onderzoek moest worden heropend, omdat niet duidelijk was welke maatregelen de advocaten hadden genomen om te checken of de beleggingsactiveiten van hun cliënte ondanks zorgwekkende signalen wel deugden. Van Oosten zei toen tegen het Advocatenblad dat het erop leek dat de kwestie voor de tuchtrechter een ‘Vafi-testcase’ was geworden.
De einduitspraak pleit Van Oosten en Van Atten volledig vrij, maar is als ‘testcase’ weinig geslaagd: de uitspraak biedt geen verduidelijking over waar advocaten zich nu precies aan moeten houden als hun cliënten zich met schimmige activiteiten lijken bezig te houden. Een deel van de behandeling ter zitting vond, met goedvinden van klager, buiten diens aanwezigheid plaats.
Van Oosten in een schriftelijke reactie: ‘Wij wisten dat wij niets verkeerds hadden gedaan, maar de tussenuitspraak van het hof plaatste ons wel voor een probleem, omdat wij ons feitelijk niet konden verdedigen zonder onze geheimhoudingsplicht te schenden. Klager zat immers in de zaal en zou dan horen wat wij voor onze cliënten hadden gedaan. (…) De Amsterdamse deken heeft de zaak na het tussenarrest gelukkig voortvarend opgepakt en ons handelen grondig getoetst aan de Vafi-verplichtingen. Nadat klager op verzoek van de voorzitter de zaal had verlaten waren wij en de deken in de gelegenheid zelf tekst en uitleg te geven aan het hof.’
Van die uitleg is in de beslissing niets terug te vinden – het Hof overweegt slechts in algemene termen dat uit het nader onderzoek en de ter zitting verschafte informatie blijkt dat de advocaten geen tuchtrechtelijk verwijt treft.
Trudeke Sillevis Smitt