Mr. X wilde in een alimentatiezaak duidelijk maken dat de man weliswaar in de bijstand zat, maar best geld had. Hij begon: ‘Ik ken de man al heel lang. Hij heeft in de horeca gezeten en is creatief met geld. Dat is blijkbaar uitgekomen.’ Vervolgens beschreef hij levendig hoe de wederpartij ondanks de bijstand zes weken op vakantie ging naar de Caribische zon, dat er was sprake van ‘auto’s en luxe levens’. De echtgenote van de man werkte gewoon en volgens mr. X was de uitkering ‘speelgeld, een toetje’.
Het was een mooi verhaal en niet onnodig grievend, maar het klopte niet, terwijl mr. X de suggestie had gewekt dat het gebaseerd was op persoonlijke kennis. En dat laatste was klachtwaardig.
In de nieuwe Advocatenwet mag de tuchtrechter die een maatregel oplegt de advocaat ook veroordelen in de kosten van klager én in die van de Orde. Dat zegt artikel 48 lid 6 Advocatenwet, met dank aan – toen nog Kamerlid – Van der Steur. Het bedrag bepaalt de tuchtrechter aan de hand van ‘onder meer de ernst van de gedraging, eventuele recidive en de draagkracht van de advocaat’.
En zo kreeg mr. X van de Amsterdamse tuchtrechter naast een waarschuwing een rekening van in totaal 1100 euro gepresenteerd: 50 euro vergoeding griffierecht klager, 50 euro kosten klager en 1000 euro voor de Orde. De appeltermijn loopt op zijn einde.
Trudeke Sillevis Smitt