Seksueel misbruik binnen de familie.

‘Wat heeft het strafrecht hier nog toe te voegen?’ vraagt de advocaat en ze kijkt even opzij naar meneer D. ‘Mijn cliënt heeft zeventien jaar geleden één misstap gemaakt en in al die jaren is er geen herhaling geweest. Nu is hij bang om alles kwijt te raken.’

Waren het wraakgevoelens die maakten dat meneer D. zich in 1998 vergreep aan de twee zoontjes van zijn broer, acht en negen jaar oud – wraak voor de keren dat zijn broers hem zelf hadden misbruikt, lang geleden? Of was hij, zoals het psychologisch rapport het zegt, ‘een impulsieve gelegenheidsdader’, gekweld door vragen over zijn seksuele geaardheid? Hoe dan ook, vandaag zit hij voor de meervoudige kamer in Den Bosch.

Of het bleef bij aanraken of dat het verder ging, daarover verschillen de lezingen. Vaststaat dat meneer D. zijn neefjes misbruikte tijdens logeerpartijen, elk één keer, in de periode vlak voor zijn huwelijk.

‘Vindt u het niet raar,’ vraagt de voorzitter, ‘om uw neefjes ervoor te gebruiken om wraak te nemen op uw broers?’

‘Nou…’ aarzelt meneer D., ‘wraak is niet de juiste omschrijving. Ik heb nooit nee gezegd tegen mijn broers. Toen ik het vertelde, kreeg ik de Bijbel onder de neus gedrukt en werd me verteld dat ik nee had moeten zeggen. Ik wilde kijken of mijn neefjes “nee” konden zeggen. En ik hoopte dat ze het aan hun ouders zouden vertellen, dan kon het besproken worden. Maar ik weet dat het fout was. Het doet pijn dat ik smaad op Gods naam heb gegooid.’

‘Als u dat het ergst vindt,’ zegt de voorzitter verbaasd, ‘waar moet ik dan uw neefjes plaatsen?’

‘Natuurlijk op één,’ zegt meneer D. haastig.

De officier van justitie eist twaalf maanden voorwaardelijk. De advocaat vraagt de rechter om geen straf op te leggen. Ze schetst de confrontatie met de familie, de excuses, het feit dat meneer D. in zijn geloofsgemeenschap uit zijn functie is gezet. En zo komt ze op die ene, cruciale vraag: wat heeft het strafrecht hier nog toe te voegen?

Huilend, met horten en stoten, perst meneer D. het laatste woord er uit. ‘Ik zou willen dat ze niet te veel achteromkijken naar wat gebeurd is, maar vooruit, naar de toekomst.’

Soms zou je als verdachte wensen dat de officier van justitie op de stoel van de rechter had gezeten. De rechtbank vindt de eis te laag. Hij veroordeelt meneer D. tot 150 uur werkstraf en zes maanden voorwaardelijk.

Meer weten? Lees een langere versie van dit rechtbankverslag op  advocatenblad.nl .

Advertentie