Waarom duurde het vier maanden voordat David Moskzowicz ontdekte dat hij zowel de verdachte van doodslag bijstond als de nabestaanden van het slachtoffer? De feiten die naar boven zijn gekomen in het onderzoek dat het Hof van Discipline daarnaar gelastte, pakken niet best uit voor de oudste broer van Bram. De zorgvuldigheid en het geheugen van David Moszkowicz bleken erg gebrekkig.
Vanmiddag, 8 januari, vond de tweede zitting plaats van het Hof van Discipline, in Utrecht in het hoger beroep dat Moszkowicz tegen zijn schrapping door de raad heeft ingesteld. Aan de orde was de uitkomst van het feitenonderzoek dat het hof eind augustus gelastte. Moszkowicz zei eerder dat hij de zaak bij vergissing op de voornaam van de zus van het slachtoffer had gezet omdat hij die aanzag voor de familienaam. Daardoor ontdekte hij de strijdige belangen niet op tijd. Maar nu is gebleken dat die zus op de datum van het intakegesprek niet in Nederland maar in de VS was.
In het onderzochte dossier – zoals dat naar de opvolgend advocaat ging toen het gevaar van belangenverstrengeling eenmaal was gebleken – bleek geen enkele aantekening van het intakegesprek te zitten, terwijl Moszkowicz op de eerdere zitting zei dat hij de aantekeningen had doorgestuurd. Alleen de cliëntgegevens had hij doorgegeven aan het secretariaat, in afwachting van stukken die hem later toegestuurd zouden worden.
Wel in het dossier zat een brief van het OM over een pro-forma zitting, met de naam van de verdachte. Tot zichtbare ergernis van de voorzitter van het hof, Tjeerd Zuidema – want Moszkowicz had bij de vorige zitting in deze zaak nog expliciet gezegd dat die brief niet in het dossier zat. ‘En u hebt de vorige zitting dus ook niet goed voorbereid!’ ‘Ik weet niet hoe en wanneer die brief in het dossier is gekomen. Ik heb hem in ieder geval niet gezien, anders zou ik erop zijn aangeslagen.’
Moszkowicz verklaarde eerder dat hij in de ontvangen stukken van de slachtofferzaak alleen de voornaam ‘Joop’ van de verdachte had gezien, zodat hij de link tussen de twee zaken niet kon leggen. Maar de voorzitter constateerde dat die voornaam alleen stond in een mail waarvan nu bleek dat die nooit bij Moszkowicz was binnengekomen.
En dan was zijn kantoor ook nog gebeld door een medewerkster van het OM, die een aanwijzing voor mogelijke belangenverstrengeling wilde bespreken. Volgens de medewerkster had Moszkowicz teruggebeld, maar van de vorige zitting memoreerde de voorzitter dat de advocaat had gezegd dat dat hij door het gesprek overvallen was en daarom geen goede zaaksgegevens bij de hand had.
Moszkowicz en zijn advocaat Cees Korvinus herhaalden dat er absoluut geen opzet in het spel was, dat de bijzonder spijtige en ongelukkige samenloop van omstandigheden uiteindelijk niet had geleid tot schade, dat hem nooit eerder belangenverstrengeling was verweten en dat geheugenverlies de advocaat enkele keren parten had gespeeld.
De zus van het slachtoffer zag het anders: ‘He is not a decent human being. He promised us justice, but threw us in a deep dark hole. For his dishonest actions, he deserves more than losing his licence.’
Uitspraak op 9 maart.
Linus Hesselink