Een ontvlechting van het ministerie van Veiligheid en Justitie is goed voor het herstellen van de balans tussen de macht veiligheid en de tegenmacht justitie. Dat stelde Geert Corstens, oud-president van de Hoge Raad, tijdens het debat De Staat van de Rechtstaat.
Een dergelijk ministerie bestaat ook niet in enig ander ons omringend land, stelt Corstens. Panelleden Elaine Mak (hoogleraar Erasmus School of Law) en Cees Korvinus (advocaat en lid van GroenLinks) vallen de oud-president van de Hoge Raad bij. Het ooit degelijke ministerie is door reorganisaties, digitalisering, bezuinigingen, schaalvergroting en affaires een gesloten VVD bolwerk geworden waar Veiligheid voorop staat. Dat was anders toen het nog onder leiding stond van echte juristen, de CDA’ers Donner en Hirsch Ballin.
Alleen panellid Joost Taverne (VVD) is er niet van overtuigd dat een scheiding van veiligheid en justitie goed zou zijn. Wat Taverne betreft kunnen de noodzakelijke checks and balances ook onder één dak bestaan, al sluit hij ook niet uit dat het ministerie van Veiligheid en Justitie na de volgende verkiezingen weer wordt opgesplitst. Hij ziet een grotere bedreiging voor de rechtsstaat in de direct doorwerkende internationale verdragen, die lang geleden zijn gesloten en inmiddels draagvlak ontberen, en afbreuk doen aan de Nederlandse soevereiniteit. Daar zijn de anderen het weer niet mee eens.
Corstens pleit voor toetsing door de rechter aan de grondwet; daar wordt het recht beter van. Al moeten rechters niet op de stoel van parlementariërs gaan zitten. Landen die Nederland omringen hebben ook allemaal een constitutioneel hof. Taverne laat grondwettelijke toetsing exclusief bij de wetgever: rechters mogen van hem geen politiek bedrijven. Zoals de rechtbank in de Urgenda zaak, die oordeelde dat de Nederlandse staat onrechtmatig handelt door verdragen over vermindering van broeikasgassen niet uit te voeren.
Over de Haagse rechtbank en diens selectie van rechters voor het tweede Wilders proces is Korvinus duidelijk: daar had hij over moeten zwijgen, hun politieke achtergrond doet niet terzake. Corstens acht het onverstandig en onnodig; het haalt rechters die wel lid zijn naar beneden. Rechters nemen altijd afstand van hun persoonlijke opvattingen en zijn per definitie onpartijdig en onafhankelijk, meent Corstens. Mak voegt nog toe dat de geselecteerde rechters zich ook zouden hebben kunnen verschonen als zij zich niet vrij hadden gevoeld.
De Raad voor de rechtspraak heeft in Corstens’ ogen te veel bezuinigd en meegedacht met het ministerie van Veiligheid en Justitie. De kern moet liggen bij de rechters zelf en niet bij de Raad voor de rechtspraak, die van de inhoud af moet blijven. Beter zou het zijn als de Raad los kwam te staan van het ministerie. Nu heeft het ministerie immers de bevoegdheid om aanwijzingen aan de Raad voor de rechtspraak te geven – hoewel het ministerie dat nog niet heeft gedaan . Voorzitter van de Raad Frits Bakker reageert daar fel op: voor 2002 was de zelfstandigheid van de rechtspraak nul omdat zij direct viel onder het ministerie en zijn Raad zal direct in verzet komen als het ministerie gebruik zou maken van zijn instructiebevoegdheid.
Terwijl de panelleden het er zo over eens lijken te zijn dat zij van mening verschillen, is hun conclusie dat de staat van de rechtsstaat toch redelijk tot goed is. Poe hee, dat valt alweer mee.
Martijn Maathuis