Slachtoffers en nabestaanden van een ernstig misdrijf mogen zich ook uitspreken over de straf en het bewijs. De Eerste Kamer stemde dinsdag 12 april in met een wetsvoorstel dat daartoe strekt. Een verbetering van de positie van het slachtoffer, maar dient het de waarheidsvinding ook?
‘De NVJSA is tegen uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers. Het is natuurlijk vreemd dat het slachtoffer zich uitgebreid over de straf mag uitlaten op een moment dat de schuld van de verdachte nog niet is vastgesteld,’ zegt Thomas Felix, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten.
Tot voor kort mochten slachtoffers en nabestaanden zich in de rechtszaal alleen uitspreken over hetgeen het delict bij hen teweeg had gebracht. Het aangenomen wetsvoorstel voorziet nu in een onbeperkt spreekrecht. Het slachtoffer van een ernstig misdrijf mag zich vanaf 1 juli ook uitlaten over de straf en het bewijs.
Ook strafrechtadvocaat Robert Malewicz vindt dat de wetgever ‘met deze nieuwe regeling is doorgeschoten’. ‘Het past in de huidige trend om het slachtoffer een steeds belangrijkere positie te geven in het strafproces.’
Richard Korver, strafrechtadvocaat en voorzitter van het Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zedenslachtoffers (LANGZS), vindt het terecht dat het slachtoffer een steeds belangrijkere positie krijgt. ‘De uitbreiding van het spreekrecht is het gevolg van een langs democratische weg verkregen meer geëmancipeerde positie van het slachtoffer in het strafproces waardoor deze beter in dat strafproces kan participeren. Iets waar ik in mijn boek Recht van Spreken (2012) al voor pleitte.’ Volgens Korver zit het onbeperkte spreekrecht de waarheidsvinding dan ook niet in de weg. Korver noemt zaken waarin er extra informatie boven tafel zou zijn gekomen als er uitgebreid spreekrecht had bestaan.
Het leed van het slachtoffer, de impact die het feit op zijn of haar leven heeft gehad, mag wel een rol spelen, vindt Malewicz. ‘En als slachtoffers waardevolle informatie hebben over het bewijs, dan kunnen zij die via de politie en de officier van justitie natuurlijk door middel van een aangifte en een getuigenverklaring inbrengen. De officier kan het dan voegen in het dossier en eventueel ook meenemen in zijn requisitoir en repliek.’ Uitlatingen over het bewijs en de schuld door het slachtoffer horen volgens Malewicz echter niet thuis in de rechtszaal. ‘De vraag of iemand schuldig is, of bewijs betrouwbaar is en de vraag of er sprake is van strafuitsluiting moet juist zo objectief en zuiver mogelijk worden vastgesteld. Bij het oordeel over die vragen mogen leed en emotie geen rol spelen.’
Sabine Droogleever Fortuyn