Stel, u heeft een zaak bij de Hoge Raad, de Raad van State of een andere hoogste Nederlandse rechter. U heeft betoogd dat een Unierechtelijke bepaling op een bepaalde wijze moet worden uitgelegd. U heeft de rechter verzocht om, wanneer hij niet meegaat in uw interpretatie, een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie (hierna: HvJEU) in Luxemburg. Dan loopt u de kans dat de hoogste Nederlandse rechter dit verzoek zonder motivering afwijst. Dit is niet alleen frustrerend, maar mogelijk ook in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Unierecht.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde in april 2014 in het arrest Dhahbi t. Italië dat artikel 6 EVRM vereist dat hoogste nationale rechters de afwijzing van het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen motiveren. Zij moeten in hun uitspraak vermelden dat een verzoek om een prejudiciële vraag is gedaan en op basis van welk CILFIT-criterium dit verzoek is afgewezen (bijvoorbeeld omdat sprake is van een acte clair of een acte éclairé).

De Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben echter in verschillende recente uitspraken geoordeeld dat zij verzoeken om een prejudiciële verwijzing met toepassing van respectievelijk artikel 81 lid 1 RO en 91 lid 2 Vw 2000 mogen afwijzen. Dit betekent dat deze hoogste rechters in hun uitspraak niet aangeven dat een verzoek om een prejudiciële verwijzing is gedaan en op grond van welk CILFIT criterium dit verzoek is afgewezen. In een uitspraak van de belastingkamer van de Hoge Raad van 25 september 2015 had A-G Wattel de Hoge Raad geadviseerd het HvJEU te vragen of het ongemotiveerd afdoen van een verzoek om een prejudiciële verwijzing in overeenstemming is met artikel 267 VWEU en artikel 47 EU Handvest (het recht op een effectief rechtsmiddel). De Hoge Raad heeft de conclusie van de AG echter naast zich neergelegd. Inmiddels loopt er een klacht tegen Nederland bij het EHRM vanwege de ongemotiveerde afwijzing van een verzoek een prejudiciële vraag te stellen in de zaak Baydar t. Nederland.

Het Public Interest Litigation Project (PILP) van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM), de Migration Law Clinic van de Vrije Universiteit en advocaten Thom Dieben, Angelique Perdaems en Erik Scheers willen zaken verzamelen waarin verzoeken om een prejudiciële vragen ongemotiveerd zijn afgewezen. Op basis van die zaken worden mogelijk procedures gestart die tot doel hebben de vraag of de hoogste rechter verzoeken om prejudiciële verwijzing met toepassing van art. 80a/81 RO of art. 91 lid 2 Vw 2000 dan wel anderszins ongemotiveerd mag afwijzen, voor te leggen aan het HvJEU.

Wij zijn op zoek naar zaken op het gebied van het vreemdelingenrecht, strafrecht, fiscaal recht, civiel recht of ander rechtsgebied waarin:
1. een onderbouwd verzoek is gedaan om een prejudiciële verwijzing (er moeten argumenten zijn aangedragen waarom een prejudiciële vraag gesteld moest worden, de formulering van een prejudiciële vraag in het (hoger) beroepschrift of in de toelichting op de cassatiemiddelen is mooi, maar niet noodzakelijk);
2. in een procedure bij een hoogste Nederlandse rechter;
3. dit verzoek zonder motivering, bijvoorbeeld met toepassing van artikel 81 lid 1 RO of artikel 91 lid 2 Vw 2000, is afgewezen.

Wanneer u een zaak heeft die aan de bovenstaande criteria voldoet, dan verzoeken wij u een e-mail te sturen aan [email protected]. Wij stellen het op prijs als u in uw e-mail kort uw zaak beschrijft, het zaaknummer vermeldt, aangeeft waarom uw zaak aan de bovenstaande criteria voldoet en uitlegt op welke prejudiciële vraag u heeft aangestuurd.

Advertentie