Steeds meer taken van de civiele en bestuursrechter zijn tussen 2004 en 2014 verschoven naar bestuursorganen en andere niet-rechterlijke instanties. Dat blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen.
De onderzoekers bestudeerden alle wetgevingsadviezen die de Raad voor de rechtspraak tussen 2004 en 2014 uitbracht. Ze bekeken in welke wetsvoorstellen op het gebied van het civiele en het bestuursrecht een rechterlijke taak is toegekend aan een bestuursorgaan of ander niet-rechterlijk orgaan, zoals geschillencommissies of de wetgever.
In 49 van de 356 adviezen was er sprake van overheveling of verschuiving van rechterlijke taken. Dat komt naar voren uit het rapport van het Onderzoekscentrum Staat en Recht van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Het betrof in 28 gevallen taken van de civiele of de bestuursrechter.
In wetgeving en voorstellen over het familierecht, ontslagrecht, zorg en welzijn en het onderwijsrecht werden taken overgeheveld naar bestuursorganen of andere niet-rechterlijke instanties. Bestuursorganen, geschillencommissies, mediators, gespecialiseerde rechterlijke instanties en de wetgever kregen taken op hun bord die voorheen aan de civiele rechter of de bestuursrechter waren voorbehouden.
De civiele rechter kreeg hiermee minder geschilbeslechtende taken. Daarbij werd de rol van de rechter hier en daar beperkt tot een marginale toetsing. De beoordelingsvrijheid van rechters werd ingeperkt. En door rechters gezamenlijk ontwikkelde richtlijnen, zoals het vaststellen van alimentatie, werden vervangen door gedetailleerde wettelijke regels.
De meest genoemde redenen voor het verschuiven van taken zijn het bieden van een laagdrempelig alternatief voor geschiloplossing door de rechter, een effectievere oplossing van geschillen, het ontlasten van de rechterlijke macht en kostenbesparingen. Als reden voor overheveling van taken naar de wetgever zelf wordt het neerleggen van een bevoegdheid of verantwoordelijkheid daar waar deze thuishoort genoemd.
Sabine Droogleever Fortuyn