In 1994 werd Edwin S. na verschillende gewelddadige misdrijven veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Inmiddels verblijft S. drieëntwintig jaar en zeven maanden in de gevangenis. De staat weigert hem deel te laten nemen aan activiteiten die gericht zijn op een mogelijke terugkeer in de samenleving. Daarom spande S. een kort geding aan tegen de staat.
Na uiterlijk vijfentwintig jaar gevangenisstraf moet worden getoetst hoe de resocialisatie van een levenslanggestrafte is gevorderd. Voor een goede afweging zijn voorafgaande resocialisatieactiviteiten onmisbaar, besluit de rechtbank. Volgens de rechter zal S., die al zeer lang vastzit, ten minste achttien maanden nodig hebben om vorderingen te kunnen maken in zijn resocialisatie. Hij moet dus al met de activiteiten beginnen. ‘Welke activiteiten aan hem moeten worden aangeboden, hangt af van de inhoud van het resocialisatieplan’, overweegt de rechtbank. De staat moet binnen tien dagen beginnen met het opstellen van dit plan.
De voorzieningenrechter volgt met deze uitspraak de lijn van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en een recente uitspraak van de Hoge Raad. Het Europees Hof stelde in 2013 dat lidstaten verplicht zijn om de gevangenisstraf na uiterlijk vijfentwintig jaar opnieuw te beoordelen. De Hoge Raad heeft concrete voorwaarden uitgewerkt met betrekking tot resocialisatie van levenslang gestraften.
Nederland is nog een van de weinige landen zonder herbeoordelingsprocedure van levenslang gestraften na vijfentwintig jaar. Staatssecretaris Klaas Dijkhoff (Veiligheid & Justitie, VVD) werkt aan zo’n procedure. In juni van dit jaar lichtte hij zijn plannen toe. Levenslanggestraften moeten na vijfentwintig jaar kans maken op vrijlating. Een adviescommissie moet onderzoeken of een gedetineerde hiervoor in aanmerking komt.
Naast de gevangene moet de adviescommissie ook de nabestaanden en slachtoffers horen, staat in Dijkhoffs voorstel. Gevangenen worden voor een eventuele vrijlating ook onderzocht door het Pieter Baan Centrum. Op basis van de bevindingen van de commissie neemt de staatssecretaris dan per geval een beslissing.
Sabine Droogleever Fortuyn