Minister Ard van der Steur (Veiligheid & Justitie, VVD) wil de rechtsbijstandsverlening in de eerste fase van het opsporingsonderzoek intensiveren. Daarom presenteert hij de Tweede Kamer met een werkwijze voor rechtsbijstand aan verdachten van categorie B-zaken in ZSM-zaken. Volgens de NOvA gaat Van der Steur aan een aantal essentiële punten voorbij.

In kabinetsreactie op de integrale ZSM-evaluatie kondigde Van der Steur aan in een aparte brief in te gaan op de manier waarop hij de organisatie van rechtsbijstand in de eerste fase van het opsporingsonderzoek wil vormgeven. Daarbij zou hij rekening houden met de aanbevelingen van de commissie-Wolfsen en het recht op verhoorbijstand.

Met zijn brief aan de Tweede Kamer van 22 augustus zet hij die voorgestelde, intensievere werkwijze uiteen. Die houdt in dat elke verdachte door de officier van justitie gewezen wordt op zijn rechten, waaronder het recht op consultatiebijstand. Van dat recht kan de verdachte alleen afstand doen ten overstaan van een advocaat. Consultatiebijstand heeft plaats via een videoverbinding tussen een centrale ZSM-locatie en daar waar de verdachte is. Daartoe is er op elke van de tien ZSM-locaties in Nederland tussen 08.00 en 22.00 uur een advocaat aanwezig zijn. Die advocaten kunnen de verdachte ook bijstaan bij directe afdoening.

Als een verdachte gebruik wil maken van het recht op verhoorbijstand wordt een piketadvocaat ingeschakeld. Daarbij vermeldt de werkwijze expliciet dat de verdachte recht heeft op bijstand van een voorkeursadvocaat, dan wel gekozen advocaat. ‘Als de verdachte gebruik wil maken van dit recht dan wordt de komst van die advocaat afgewacht en zal op de verdachtenlocatie “fysiek” consultatiebijstand (en evt. aansluitend verhoorbijstand) worden verleend,’ schrijft de minister.

Van der Steur wil de Raad voor Rechtsbijstand vragen gebruik te maken van de mogelijkheid om arrangementen af te sluiten met advocaten voor het verlenen van consultatie- en verhoorbijstand. Qua vergoeding geldt het bedrag dat de commissie-Wolfsen adviseert voor werkzaamheden in de eerste lijn ‘als oriëntatiepunt’.

De beoogde nadere uitwerking die de minister aan de Kamer presenteert roept vragen op, vindt de Nederlandse orde van advocaten. ‘Ook wordt aan een aantal essentiële punten voorbij gegaan. Zo is in de pilots ten onrechte geen rekening gehouden met het inmiddels ingevoerde recht op verhoorbijstand, zodat de beproefde werkwijze niet zonder meer toepasbaar is op de huidige situatie. Ook wordt het toepassingsbereik van de voorgestelde werkwijze zonder nadere verantwoording vergroot. Bovendien is niet duidelijk welk budget beschikbaar is voor implementatie,’ laat een woordvoerder weten. De NOvA kondigt aan tijdens het parlementaire proces aandacht te blijven vragen voor de noodzakelijke verbeteringen van de voorstellen die nu naar de Kamer zijn gestuurd.

Nathalie Gloudemans-Voogd

 

Advertentie