Van de regels voor verhoorbijstand tijdens politieverhoor kan in dit stadium niet worden gezegd dat ze in strijd zijn met de Europese Richtlijn 2013/48/EU. Dat concludeert de Hoge Raad in een prejudiciële beslissing van 13 september. ‘Jammer dat er veel onduidelijkheid is blijven bestaan over de regels tijdens politieverhoor,’ zegt Thomas Felix, voorzitter van de NVJSA.
Een raadsman mag alleen van tevoren en na afloop van het politieverhoor opmerkingen maken en vragen stellen. Dat is een van de regels van Bijlage 2 bij de Beleidsbrief van het Openbaar Ministerie (OM) waar de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA) en de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten (NVJSA) zich tegen verzetten.
Over de regels tijdens politieverhoor stelde de voorzieningenrechter prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad overweegt dat de regel dat advocaten alleen voor- en achteraf vragen mogen stellen, niet in strijd is met het artikel 6 EVRM ‘zolang beperkingen (..) niet zodanig zijn dat het recht op rechtsbijstand tijdens het verhoor slechts theoretisch of illusoir is’. ‘Wanneer beperkingen in een concreet geval te ver gaan, laat de Hoge Raad in het midden,’ reageert Thomas Felix.
Volgens een andere regel van het OM kan de hulpofficier van justitie de raadsman bevelen uit de verhoorruimte te vertrekken als een advocaat zich misdraagt. ‘Niet kan worden uitgesloten dat zo een verwijdering van de raadsman in een concreet geval leidt tot een inbreuk op het recht van de verdachte op verhoorbijstand,’ overweegt de Hoge Raad. ‘Per strafzaak moet nu achteraf worden gekeken of de verwijdering een inbreuk oplevert. Mogelijk moeten verhoren achteraf worden uitgesloten als bewijs. Het is heel erg jammer dat de Hoge Raad in beantwoording van deze prejudiciële vragen geen duidelijke leidraad heeft geschreven. Nu is de prejudiciële beslissing vlees noch vis.’
Sabine Droogleever Fortuyn