In Mijn gestolen leven (Nieuw Amsterdam, 2016) vertelt Kevin Goes het verhaal rondom de identiteitsfraude waar hij mee te maken kreeg. Van nep-huurcontracten en nep-rekeningen tot zelfs een nep-voicemail onder zijn naam en een wietplantage. Het resulteerde in een rechtszaak.

Door Francisca Mebius

‘Beste Kevin. Van alles wat je van me kon stelen, vind ik mijn identiteit het engst. Een televisie kan ik vervangen, een fiets ook, maar van mijn identiteit heb ik er maar een. En jij vond het nodig om die over te nemen. Je lijkt in de verste verte niet op mij, maar je doet je voor als Kevin en huurt appartementen op mijn naam, sluit rekeningen af en zelfs op je voicemail zeg je dat je Kevin Goes bent. Weet je, ‘Kevin’, ik ben niet eens boos. Ik ben eerder benieuwd wie je echt bent. Wat je doet en hoe je erbij gekomen bent om mijn identiteit over te nemen. Ik ben als de dood dat ik nog allerlei rare dingen tussen mijn post vind en dat ik dus elke keer moet aantonen dat ik niet die zwaar donkere gast ben die jij beweert dat ik ben. Of jij bent. Ik snap eindelijk mensen met een identiteitscrisis.’

Het zijn delen uit de eerste brief van Kevin Goes, journalist en auteur van het boek Mijn gestolen leven aan de persoon die zijn identiteit heeft gestolen. Door zijn verhaal te vertellen, wil Goes Nederlanders waarschuwen voor identiteitsfraude en hen alert maken. Goes schrijft dat hij dacht gemakkelijk van de fraude af te komen. Dat mensen hem op zijn donkerbruine ogen zouden geloven. Maar zo werkt het ‘helaas niet in de echte wereld’. Goes moest bij verschillende instanties en uiteindelijk ook voor de rechter met bewijzen komen. Het laatste hoofdstuk bevat tips om identiteitsfraude te voorkomen. Zo raadt hij het af om een kopie van je paspoort op je computer of in de cloud te bewaren. Een boek dat je wakker schudt.

Dit artikel verscheen in het Advocatenblad van september 2016. De hele editie is hier te lezen.

Advertentie