Volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is een verzendrapport in beginsel onvoldoende om aan te tonen dat een verzonden fax ook daadwerkelijk is ontvangen. Dat blijkt uit een uitspraak van dinsdag 20 september.

De staatssecretaris besloot in april de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning niet in behandeling te nemen. De asielzoeker stelde beroep in bij de rechtbank, maar die verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat de vreemdeling geen gronden van beroep zou hebben ingediend.

In hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak klaagde de vreemdeling dat dit onterecht was: hij zou binnen de gestelde termijn de gronden per fax hebben verzonden. Als bewijs legde hij een verzendrapport over. Daaruit kan volgens de Afdeling worden opgemaakt dat de vreemdeling een aanvullend beroepschrift, inclusief gronden, heeft verstuurd naar het juiste faxnummer. De rechtbank kon geen nadere informatie verschaffen of het beroepschrift ook daadwerkelijk ontvangen was.

‘Hoewel een verzendrapport in beginsel onvoldoende is om reeds op grond daarvan ervan uit te kunnen gaan dat een bij faxbericht verzonden stuk daadwerkelijk is ontvangen,’ overweegt de Afdeling, ‘moet het er onder deze omstandigheden voor worden gehouden dat de vreemdeling zijn gronden van beroep tijdig aan de rechtbank heeft doen toekomen.’

In dit geval slaagt de grief, maar volgens de Afdeling kan een faxverzendrapport dus niet automatisch gelden als bewijs van ontvangst.

Nathalie Gloudemans-Voogd

Advertentie