‘Mij pakken ze niet meer’, dacht mr. X. Een akkefietje met zijn tegenspeler in een vechtscheiding had hem in eerste instantie een voorwaardelijke schorsing van een maand opgeleverd. Om afstand te bewaren nam hij in appel een ‘deskundige buitenstaander’ als advocaat. Maar ook die ging er lekker tegenaan…
Volgens de advocaat van mr. X was de advocaat die over mr. X had geklaagd een haatdragende confrère. Een cascade van agressie! De deken had de man de keuze moeten voorleggen: óf je laat je psychologisch onderzoeken óf je krijgt een dekenbezwaar aan je broek. Maar nee, men liet zich door deze klager schofferen.
Het werkte niet echt. De voorwaardelijke schorsing van een maand met een proeftijd van twee jaar werd door het Hof van Disicpline op 24 augustus 2015 bevestigd. En de ‘haatdragende confrère’ diende nieuwe klachten in, bij de Haagse raad van discipline. Tegen mr. X en tegen zijn advocaat.
Mr. X, die het zwaard van de schorsing nog zag hangen, bood de klager zijn excuses aan. Hij was geschrokken van hetgeen zijn advocaat tegen klager had gezegd, vertelde hij de tuchtrechter. Teveel op de man, dat had hij juist niet gewild! Zijn advocaat zat aan het stuur, vloog uit de bocht en had mr. X daarin meegenomen.
De tuchtrechter vindt dat advocaten ‘een zekere vrijheid’ hebben om hun standpunt toe te lichten, maar die is niet onbegrensd. Wat de advocaat van mr. X had gezegd was onnodig grievend, terwijl advocaten onderling juist welwillend moeten zijn. De klacht tegen de advocaat van mr. X was gegrond, maar omdat hij sorry gezegd en beterschap had beloofd kreeg hij geen maatregel opgelegd.
En mr. X? Die had de raad overtuigd dat hij zelf ook overvallen was door de heftigheid van zijn advocaat en dat hij de gedragsregels wel degelijk serieus nam. De klacht was ongegrond. Het zwaard hangt er dus nog en dat blijft nog een krap jaartje zo – tenzij mr. X iets doet waardoor het eerder naar beneden kukelt.
Trudeke Sillevis Smitt