Als een enorme verantwoordelijkheid, zo omschrijft Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer haar nieuwe baan. Er valt veel te verbeteren aan de positie van kinderen. Hoog tijd dat Nederland het VN-Kinderrechtenverdrag omzet in regels. Een interview over echtscheidingen, minderjarige vluchtelingen en bezuinigingen in de Jeugdzorg.
Door / Sabine Droogleever Fortuyn Beeld / Sjoerd van der Hucht
De openheid van kinderen, zelfs als ze het erg moeilijk hebben, vindt Margrite Kalverboer (55) fascinerend. ‘Ze kunnen met weinig tevreden zijn. In een scheiding kunnen ouders verbitterd raken, verhard. Kinderen willen gewoon dat hun vader en moeder geen vervelende dingen over elkaar zeggen. Ouders zouden dat ook moeten willen, maar vergeten dat soms.’
Kalverboer trad op 22 april aan als Kinderombudsman of ‑vrouw. Zelf gebruikt ze beide benamingen door elkaar. Haar bijzondere leerstoel kinderen, orthopedagogiek, kinderrechten en vreemdelingenrecht bij de Rijksuniversiteit Groningen hield ze aan. Bewust. ‘Ik ben van huis uit wetenschapper. De koers die ik in mijn ombudswerk uitzet, wordt gevoed door studies.’
Om de twee banen te kunnen combineren, woont ze vier dagen per week op een Amsterdamse woonboot die haar vader, emeritus professor experimentele psychologie, ooit kocht als pied-à-terre. Vanuit daar reist ze naar haar Haagse post. Vrijdags is ze te vinden op de Groningse universiteit.
De geboren en getogen Groningse heeft twee zoons, van 19 en 23 jaar. Het moederschap is geen voorwaarde om Kinderombudsvrouw te kunnen zijn, vindt ze, wel een pre. ‘Zo’n taak doe je vanuit je ratio. Tegelijkertijd moet je je ook goed kunnen inleven, bijvoorbeeld in hoe het is om ouder te zijn. Als ik de ouders van vluchtelingen hoor zeggen: “Mijn leven doet er niet toe, het gaat me om mijn kinderen,” kan ik dat vanuit mijn maag voelen.’
De afgelopen jaren waren bepaald niet gemakkelijk voor Kalverboer. Ze verloor haar man aan kanker. Een periode waarin ze voelde als moeder het meest kwetsbaar te zijn via haar kinderen. ‘Je hebt uiteraard je eigen verdriet. Maar als je ziet dat je kinderen pijn hebben, is dat pure onmacht.’
Kinderbelang
Zoals een moeder haar kinderen vooropstelt, zo zou de samenleving dat ook moeten doen, stelt de Kinderombudsvrouw. Of het gaat om jonge vluchtelingen, kinderen in het Groningse aardbevingsgebied of meisjes in het loverboy circuit. Het belang van kinderen moet tijdens gerechtelijke en bestuurlijke procedures altijd de eerste overweging zijn. Ze kan het niet vaak genoeg zeggen. Kalverboer verwijst daarbij naar het VN-Kinderrechtenverdrag. ‘Het kind heeft recht op ontwikkeling, recht op een gelijke behandeling en recht om gehoord te worden. De overheid moet ervoor zorgen dat het kind zich kan uiten in een besluitvormingsprocedure. Dat er naar hem of haar wordt geluisterd.’
Nederland heeft het verdrag weliswaar geratificeerd, maar nog niet omgezet in regels, constateert Kalverboer. ‘In de concluding observations zegt het VN-Kinderrechtencomité tegen de Nederlandse staat: Er zijn wel inspanningen gedaan op dit gebied, maar het verdrag is onvoldoende geïmplementeerd. Zorg ervoor dat dat alsnog gebeurt. Daar ga ik me de komende tijd mee bezighouden. Dat er besluiten rond kinderen worden genomen, op een manier die het Kinderrechtencomité voorstaat.’
Extra doorn in haar oog is dat ons land het general comment nr. 14 van het VN-Kinderrechtencomité over het belang van het kind niet eens heeft vertaald naar het Nederlands. Wat Kalverboer betreft de eerste stap.
Een echtscheiding is een voorbeeld van een procedure waarin onvoldoende wordt gekeken naar het belang van het kind, volgens de Kinderombudsvrouw. Haar voorganger, Marc Dullaert, publiceerde kort voor zijn vertrek het rapport ‘Verkenning naar de kindvriendelijke advocatuur’, over de rol van de advocaat als preventieve schakel bij (v)echtscheidingen. Het rapport was tegen het zere been van de advocatuur, die zich voelde weggezet als groep die uit is op procederen. Terwijl een schikking bij advocaten vaak de voorkeur heeft. Dat valt op te maken uit het advies van de adviescommissie familie- en jeugdrecht van de Nederlandse orde van advocaten dat in april verscheen. Ook Kalverboer kan zich niet helemaal vinden in het rapport. ‘Er staat namelijk in dat het belang van kinderen een vage norm is. Dat is niet waar. De afgelopen tien jaar heb ik daar studie naar gedaan. Het belang van kinderen is niet vaag. Dat kun je zelfs heel concreet maken. Het VN-Kinderrechtencomité heeft zich in 2013 in een general comment duidelijk over dat belang uitgesproken. Hoe je dat moet onderzoeken, welke elementen je moet meenemen, hoe je een wegingsprocedure tot stand brengt.’
Kind assessment
Dullaert pleitte in zijn rapport voor de introductie van een ‘gezinsadvocaat’. Kalverboer heeft geen bezwaar tegen een praktijkproef. ‘Ik heb begrepen dat kinderen zelf hebben aangegeven dat ze dat graag willen.’ Een andere optie is volgens haar ook mogelijk. ‘Je zou ook met twee advocaten kunnen blijven werken. Zolang ze allebei maar dezelfde belangbepaling als uitgangspunt nemen.’
Het huidige ouderschapsplan, waarin ouders afspraken maken over de omgang met het kind, de opvoeding of het betalen van alimentatie, wordt in de ogen van Kalverboer vaak onvoldoende serieus genomen. Beter zou het zijn om een ‘kind assessment’ te doen, helemaal aan het begin van een echtscheidingsprocedure, nog voordat er advocaten in het zicht zijn. Zo kan veel leed voorkomen worden, zegt ze. ‘Op dit moment wordt een echtscheiding gefragmenteerd benaderd. De school, de huisarts, het wijkteam, de woningbouwvereniging, de wijkagent, ze hebben allemaal een beetje informatie. Misschien moeten we afspreken dat zodra ouders gaan scheiden, professionals informatie met elkaar delen. Ik weet dat we te maken hebben met privacywetgeving, maar zo kan er een duidelijk beeld ontstaan welke zorg of diensten een gezin nodig heeft.’ Het is één van de taken die Kalverboer zichzelf heeft opgelegd. Ze gaat met verschillende deskundigen onderzoeken hoe de samenwerking van professionals een plek kan krijgen tijdens een echtscheidingsprocedure.
Meteen bij aankomst in Nederland moet er volgens Kalverboer een ‘vertrekplan’ voor de minderjarige vluchteling worden gemaakt
Asielzoekers
Als jurist en pedagoge onderzocht Kalverboer het belang van het kind in het vreemdelingenrecht en rapporteerde ze over de asielkinderen Sahar en Mauro. Ze stelt dat kinderen die in langdurige onzekerheid leven, sociaal-emotionele problemen ontwikkelen. ‘We weten dat kinderen gebaat zijn bij stabiliteit. Als een Nederlands kind in een pleeggezin wordt geplaatst, zeggen we na een jaar: dit kind kun je hier niet zomaar weghalen. Het is geworteld geraakt in dit gezin. Bij gevluchte kinderen vinden we het niet problematisch om na vijf jaar te zeggen: ze kunnen wel terug naar het land van herkomst.’
Overigens is Kalverboer er niet per definitie op tegen dat minderjarige vluchtelingen na verloop van tijd weer teruggaan naar het land van herkomst. Tijdens haar studies ontdekte ze dat jonge vluchtelingen vaak heimwee hebben. ‘Ze missen het eten, de geur of hun familie. Het is niet zo zwart-wit dat ze hier per se moeten blijven. Kinderen hebben vooral behoefte aan veiligheid. Pas als ze zich veilig voelen, ontstaat er ruimte, ook om te denken aan een eventuele terugkeer.’
Meteen bij aankomst in Nederland moet er volgens Kalverboer een ‘vertrekplan’ voor de minderjarige vluchteling worden gemaakt. Daarin komt te staan wat er in het land van herkomst gerealiseerd moet worden als voorwaarde voor terugkeer. ‘Dan denk ik aan toereikende levensomstandigheden, school, huisvesting, kinderrechten en natuurlijk in eerste instantie aan veiligheid.’ De Kinderombudsvrouw ziet tegelijkertijd dat er verschillend gedacht wordt over de vraag of een kind weer terug kan. ‘In de Vreemdelingenwet kijk je naar de gronden op basis waarvan een kind een verblijfsvergunning kan krijgen. Dan let je er niet op wat een kind nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. Ik begrijp beide standpunten omdat ik een pedagogische en juridische achtergrond heb. Maar als pedagoge heb ik vaak gezien dat het voor kinderen slecht was om terug te gaan, terwijl er geen juridische gronden waren om te blijven.’
Of een minderjarige vluchteling in Nederland blijft of teruggaat naar het land van herkomst; het belangrijkst is volgens Kalverboer dat er continuïteit is in de ontwikkeling van een kind. Daarvoor moet er met het kind worden meegedacht. ‘Als een kind bijvoorbeeld in de eindexamenklas zit, kun je denken aan school op afstand, via internet, zodat het toch eindexamen kan doen. Je moet ervoor zorgen dat het kind in het land van herkomst nieuwe kansen krijgt, dat je het perspectief niet afbreekt.’
In eigen land is de Jeugdzorg sinds januari 2015 gereorganiseerd. Niet de provincies, maar de gemeenten zijn nu eindverantwoordelijk. Kalverboer wijst erop dat er ook een bezuinigingsoperatie in de Jeugdzorg is doorgevoerd. Daar maakt ze zich zorgen over. ‘Dat kan niet tegelijkertijd. Als je op basis van financiële prikkels de zorg inricht, loop je grote risico’s. Je kunt meer schade aanrichten dan goeddoen. Er is mij ter ore gekomen dat het grootste gedeelte van de plaatsingen in de Jeugdzorg Plus (gesloten inrichtingen, red.) crisisplaatsingen zijn. Dan gaan bij mij alle alarmbellen rinkelen. Aan het begin van het proces moet je deskundige mensen laten vaststellen wat de problemen van kinderen zijn. Anders loop je het risico dat kinderen uiteindelijk in de meest zware zorg terechtkomen, zonder dat dat nodig is. Dat ga ik nader onderzoeken.’
‘Misschien moeten we afspreken dat als ouders gaan scheiden, professionals informatie mogen delen met elkaar’
Rare kronkel
Marc Dullaert stopte dit voorjaar omdat Nationale ombudsman Reinier van Zutphen hem niet voordroeg voor herbenoeming. Het gedwongen vertrek veroorzaakte de nodige commotie. Dullaert noemde het een weeffout dat hij als Kinderombudsman deels afhankelijk was van de Nationale ombudsman. Kalverboer wijst erop dat je zowel substituut Ombudsman als onafhankelijk Kinderombudsman bent. ‘Dit maakt dat je goede afspraken moet maken over de verschillende functies en de samenwerking.’ Tot dusver zegt ze in de praktijk nog geen problemen te hebben ervaren. Wel noemt ze de constructie ‘een rare kronkel in de wet’. ‘Aan de ene kant heb je een hiërarchische relatie met de Nationale ombudsman, aan de andere kant ben je nevengeschikt. De wet wordt dit najaar geëvalueerd en dit zal zeker aan de orde komen.’
Jaarlijks komen er 2800 klachten binnen bij de Kinderombudsman. Slechts vier procent komt rechtstreeks van kinderen. De kloof tussen haar instituut en de kinderen vindt Kalverboer te groot. Om te horen wat er bij kinderen speelt en hun stem een plek te geven in beleidsontwikkelingen gaat ze in september met haar team op kinderrechtentour. ‘Er staan dertig werkbezoeken gepland. We gaan praten met jonge mantelzorgers, kinderen in het speciaal onderwijs, kinderen op gemengde scholen, kinderen in jeugdraden en kinderen die in het ziekenhuis liggen. En we zullen ze vragen: stel dat jij Kinderombudsman was, wat zou er dan volgens jou moeten gebeuren? Vervolgens gaan we zelf de accenten aanbrengen in het beleid.’
Haar functie als Kinderombudsman ziet Kalverboer als een eervolle baan. ‘En een enorme verantwoordelijkheid. Niet zozeer omdat je wordt gecontroleerd door de Tweede Kamer. Maar om ervoor te zorgen dat je iets kunt bijdragen aan de positie van kinderen, met name voor hen die kwetsbaar zijn. Als je op een goede manier met kinderen omgaat, worden het heel mooie mensen. Maar als je met kinderen knóéit, ik kan er geen beter woord voor vinden, heeft dat zó ontzettend veel invloed op hoe ze later in het leven staan.’
Margrite Kalverboer
Geboren: Groningen, 20 december 1960
Studie
1980-1986: Orthopedagogiek, Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
1984-1989: Academie voor Beeldende Kunst, Minerva
2002-2007: Nederlands recht, RUG, privaatrecht met als specialisatie kinderrechten in relatie tot de verschillende rechtsgebieden waarmee kinderen te maken krijgen
Loopbaan
1996: Promotie aan de RUG op onderzoek naar de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming, directie Noord, over zeer ernstige opvoedings- en verzorgingsproblematiek
1996-2002: Gedragswetenschapper en hoofd Zorg bij de justitiële jeugdinrichting Het Poortje, Groningen
1996-2002: Docent op de faculteit Orthopedagogiek van de RUG
2002: Docent/onderzoeker op de faculteit Orthopedagogiek van de RUG
2012-2016: Bijzonder hoogleraar kind, pedagogiek en vreemdelingenrecht bij de RUG
2012-2016: Gaf leiding aan het Onderzoeks- en Expertisecentrum voor Kinderen en Vreemdelingenrecht
2016 tot heden: Kinderombudsman
2016 tot heden: Bijzonder hoogleraar kinderen, orthopedagogiek, kinderrechten en vreemdelingenrecht bij de RUG
Kinderombudsman
Margrite Kalverboer is Nederlands tweede Kinderombudsman. Marc Dullaert vervulde de functie vanaf 2011 voor het eerst. De Kinderombudsman controleert of de overheid, scholen, kinderopvang, jeugdzorginstanties en de gezondheidzorg zich houden aan de kinderrechten. Het team van de Kinderombudsman bestaat uit tien medewerkers (8,7 fte). Daarnaast worden voor diverse projecten en werkzaamheden externen ingehuurd. Het budget is wettelijk vastgesteld op 1.500.000 euro per jaar. De Kinderombudsman is onderdeel van Bureau Nationale ombudsman.