Burgerarrest of vrijheidsberoving? Het is maar hoe je het bekijkt.

‘Over één ding zijn we het allemaal eens’, zegt de politierechter in Den Bosch. ‘We hebben hier te maken met een bizarre situatie.’
De drie verdachten tegenover hem – eentje in vuurrood kostuum – staan terecht voor wederrechtelijke vrijheidsberoving. En dat terwijl ze het goed bedoelden toen op 17 maart van dit jaar verkoopmedewerkers, ingehuurd door Eneco, de deuren langs gingen om nieuwe klanten te werven.
Een dag eerder hadden de verkopers aangebeld bij het huis van ome Jan, in de tachtig, recht tegenover de woning van twee verdachten. En ergens in de 24 uur die daarop volgden, ontstond het idee dat ome Jan weleens het slachtoffer kon zijn van oplichters. Dat begon met het verhaal van een kleindochter die vermoedde dat er iets niet helemaal was goed gegaan, en het eindigde met geruchten dat de pinpas en de portemonnee van ome Jan waren verdwenen. Dus toen de salesmedewerkers een dag later weer in de wijk opdoken, besloten meneer C. en mevrouw O. om ze binnen te vragen en ze eens aan de tand te voelen. Ze hadden een paar biertjes op en een jointje gerookt samen met meneer B., die op visite was.
Aanvankelijk verliep het gesprek aan tafel gemoedelijk. De verkoopsters rookten een sigaretje mee, en een van hem beaamde nog het verhaal dat er inderdaad oplichters rondlopen die zich uitgeven als medewerkers van een energiebedrijf. De stemming sloeg om toen een van hen, beseffend dat hier niks te verkopen viel, aanstalten maakte om te vertrekken. Niks ervan, besloten de drie verdachten. ‘Jullie zijn oplichters!’, kregen de twee meisjes te horen, en meneer B. belde de politie.
Over wat er daarna precies gebeurde, verschillen de lezingen. Ging de deur op slot? Volgens de verdachten niet, volgens de verkoopsters wel. Hun aangifte vertelt hoe de beide mannen door het lint gingen. ‘Ik heb tbs gehad!’ zou een van hen hebben geroepen, en ‘Hier wil ik wel tien jaar voor zitten!’
‘Hebt u geschreeuwd?’, wil de rechter weten.
‘Ik heb een heel harde stem’, zegt meneer C. ‘En de flat is nogal gehorig.’
‘En hebt u gezegd dat u hier wel voor wilde gaan zitten?’
‘Dat weet ik niet meer’, zegt meneer C.
De rechter wendt zich tot mevrouw O. ‘Hebt u gezegd dat uw vriend weleens intimiderend kan overkomen?’
‘Och…’, zegt mevrouw O. ‘Volgens mij valt het wel mee.’
Zij was het die uiteindelijk verhit aanklopte bij de benedenbuurvrouw, met het verhaal dat de situatie uit de hand dreigde te lopen. Die buurvrouw zag in het trappenhuis twee meisjes, bibberend van angst, die om hulp vroegen. Weg konden ze niet, want de weg naar beneden was versperd. Op dat moment was de wanorde al compleet, want iedereen trok aan iedereen, en mevrouw O. wierp zich in de baan van twee collega’s die, gebeld door een van de verkoopsters, de trap op kwamen snellen. Uiteindelijk wisten de verkopers hun auto te bereiken. Wegrijdend werden ze bekogeld met jeu-de-boulesballen en bierblikjes.
‘Die liggen altijd op straat’, zegt meneer C.
‘Ook van het merk dat u drinkt?’, informeert de rechter.
Het antwoord is ontwijkend. ‘We wonen niet echt in een schone buurt.’
Voor de officier van justitie is het een uitgemaakte zaak. Er was geen sprake van op heterdaad betrappen, dus van een burgerarrest kan geen sprake zijn. Volgens de jurisprudentie, zegt ze, geldt het al als wederrechtelijke vrijheidsberoving op het moment dat je iemand zeven minuten tegen zijn wil vasthoudt. Dit duurde veel langer. ‘Al hadden ze de goede wil om op te komen voor ome Jan, het is kwalijk dat de verdachten voor eigen rechter hebben gespeeld’, zegt ze. ‘Ze hebben dit volstrekt verkeerd aangepakt. Ze hadden de politie kunnen informeren en hen op professionele wijze de zaak laten oplossen.’ Ze eist 120 uur werkstraf en een week voorwaardelijk voor meneer C. en meneer B, en 120 uur werkstraf voor mevrouw O.
De advocaat van meneer B. ziet het totaal anders. ‘De officier zegt dat de politie dit beter kan oplossen, en dat is precies wat mijn cliënt wilde bereiken. Wat doe je in godsnaam verkeerd als je de politie belt en zegt: “Hier is iets aan de hand!” We zien het wekelijks in het televisieprogramma van meneer Stegeman: op het moment dat ze worden gepakt, willen oplichters weg van de plaats delict. Dat gebeurde ook hier. Op een gegeven moment zijn de vogels gevlogen en houdt de politie ze aan op de A27. Waarom wachten deze mensen niet gewoon op de politie? Weer zoiets waardoor je kunt denken: dit deugt niet.’ Hij vraagt om vrijspraak.
De advocaat van de andere twee verdachten valt zijn collega bij. “Niemand heeft iets gedaan om de aangevers fysiek tegen te houden. Het is dom, het is onverstandig, maar is er hier sprake van een strafbaar feit? Ik heb deze mensen op kantoor gehad, en mijn overtuiging is dat dat niet zo is.’
De politierechter laat weinig over van hun verweren. ‘Ik denk dat u de grens over bent gegaan van wat kan. U had geen enkele reden om dit te doen. U lokte deze mensen onder valse voorwendselen naar binnen. U had het idee dat er iets in de haak was, maar waarop dat idee was gebaseerd is niet duidelijk, en uw onderzoek of deze mensen echt van Eneco waren was heel mager.’ Zijn vonnis: een werkstraf van 60 uur voorwaardelijk voor de twee mannen, 40 uur voorwaardelijk voor de vrouw.

Advertentie