Advocaten trekken zich soms noodgedwongen terug uit een proces. Daar gaat een moeilijke afweging aan vooraf. ‘Je hebt het gevoel dat je iemand in de steek laat.’
Door Rinke Verkerk
Het is 17 maart 2016. Strafpleiter Christian van Dijk bereidt zich voor. Over twee weken begint het strafproces tegen zijn cliënt, de Tilburgse zedenverdachte Aydin C., beschuldigd van onder andere online aanranding en afpersing van 34 minderjarige slachtoffers in binnen- en buitenland. De zaak krijgt wereldwijd aandacht, en die neemt, met het proces voor de deur, toe. Niet alleen is de zaak omvangrijk, ook heeft de politie voor het eerst aantoonbaar spionagesoftware ingezet om bewijs te verzamelen. Daarnaast veroorzaakt de zelfmoord van het Canadese slachtoffer Amanda Todd veel opschudding. Het duurt ruim twee jaar voordat de zaak van Aydin C. voor de rechtbank verschijnt. Al die tijd is Christian van Dijk zijn raadsman. Maar twee weken voordat het proces begint, legt Van Dijk de zaak neer. Hij en C. zijn het dusdanig oneens over de aanpak van het strafproces dat ze besluiten de samenwerking te beëindigen.
Aydin C. vindt een nieuwe raadsman in de Amsterdamse advocaat Robert Malewicz. Maar op 28 april, één dag voor de nieuwe zittingsdatum, trekt ook die zich terug uit het proces. Malewicz is van mening dat de rechtbank hem te weinig tijd geeft om de zaak goed voor te bereiden en ziet zich ‘gedwongen tot neerlegging’.
Hoeveel zaken jaarlijks door advocaten worden neergelegd, is niet bekend. Alleen het aantal neergelegde toevoegingszaken wordt bijgehouden door de Raad voor Rechtsbijstand: in 2013, 2014 en 2015 werden steeds rond de tweeduizend zaken neergelegd, waarvan meer dan de helft wegens het niet betalen van de eigen bijdrage. De andere hoofdreden is onvoldoende medewerking van de cliënt. Van overige neerleggingen is de reden bij de RvR onbekend.
Volgens Britta Böhler, advocaat en bijzonder hoogleraar advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam, zijn er twee categorieën waarin redenen tot neerlegging kunnen worden onderverdeeld: ‘Er is ofwel intern iets aan de hand tussen advocaat en cliënt waardoor zij niet samen verder kunnen, of er zijn externe factoren die het voor een advocaat onmogelijk maken om door te procederen zonder het belang van zijn cliënt te schaden.’
Onredelijk
Strafpleiter Christian van Dijk wordt door het naderende strafproces gedwongen zich te onttrekken aan de zaak. Over de zaak zelf wil hij niets zeggen, omdat deze nog onder de rechter is. In algemene zin is het van belang dominus litis te blijven, stelt Van Dijk: ‘Mensen die lang vastzitten veranderen. In het begin luisteren ze naar jouw tactische voorstellen. Maar dan zien ze dat bijvoorbeeld verzoeken bij de rechtbank afketsen vanwege te veel bewijs, of omdat er bewijs bij komt. Ze krijgen minder vertrouwen. Dan volgen ze liever hun eigen visie. Als je daar niet in meegaat, zeggen ze dat ze wel een andere advocaat zoeken.’ Van Dijk wil zich niet laten ondersneeuwen. ‘We noemen het maar verschil van inzicht. Ik wil geen kansloze verzoeken indienen of dingen doen waarbij ik me niet zeker voel in de rechtbank.’
Bestuursrechtadvocaat Rob IJsendijk uit Amsterdam, die optrad in de Amsterdamse terrasoorlog en taxioorlog, verwoordt het zo: ‘Je moet ten eerste doen wat in overeenstemming is met je eed, en ten tweede met je geweten.’ Laatst moest IJsendijk een zaak omtrent vergunningen neerleggen van een Amsterdamse ondernemer: ‘De zaak hield de gemoederen in het stadhuis flink bezig, en ook politiek was er een groot belang. Daar meng ik mij graag in. Maar mijn cliënt had duizend-en-een wensen die mijns inziens schadelijk waren voor het proces. Ik laat mij de regie niet uit handen slaan, dan verlies ik mijn functie als advocaat. Punt.’
IJsendijk kan het aantal neerleggingen in zijn loopbaan op één hand tellen. ‘Tenminste, als ik een paar wanbetalers niet meetel.’ In het geval van toevoegingszaken is wanbetaling de op één na grootste oorzaak voor neerlegging, maar IJsendijk kijkt in de eerste plaats naar de relatie met zijn cliënten. ‘Als je met een goede verstandhouding aan een zaak begonnen bent, en de zaak duurt zó lang dat een cliënt jou op een gegeven moment niet meer kan betalen, dan laat je niet zomaar je loyaliteit los. Maar misschien ben ik daar traditioneel in.’
In de meeste gevallen is neerlegging ‘vrij eenvoudig’, zoals civiel advocaat Bert van Schaick van het Tilburgse kantoor Linssen cs Advocaten het formuleert: ‘Iemand betaalt niet. Of je wordt het niet eens over de aanpak. Of een cliënt beweert dat iets is gebeurd op een bepaalde manier, en je vertrouwt het niet. Of een cliënt vertrouwt mij niet. Dan zijn redenen om te zeggen: we gaan niet met elkaar verder. De advocaat moet de cliënt dan wijzen op de consequenties. En verder is het een kwestie van een formulier invullen. Een voorgedrukt formulier. Ik ben bang dat het niet zo sexy is als u denkt.’
Daar denken sommige cliënten van Job Knoester, een Haagse advocaat met veel tbs’ers in zijn clientèle, anders over. Problemen met seksualiteit komen nogal eens voor. Incidenten in die categorie maken de keuze voor neerlegging ook eenvoudig: ‘Een collega kreeg laatst nog sms’jes van een tbs-cliënt. Hij werd volgens zijn dossier nogal gauw verliefd op allerlei vrouwelijk flamage. Als zijn avances niet werden beantwoord, leidde dat vaak tot stalkinggedrag of zedendelicten. Ik zeg dan: meteen afscheid nemen.’ Soms neemt Knoester zelf de cliënt over, maar meestal is de vertrouwensbreuk te groot en laat hij de cliënt weten dat hij een andere advocaat moet zoeken.
De keuze tot neerlegging wordt moeilijker en pijnlijker naarmate de belangen groter zijn en naarmate het proces verder gevorderd is, zegt Britta Böhler. ‘Neerlegging is altijd de laatste optie voor een advocaat. Je zult het nooit doen als je nog andere kanten op kunt. Soms zorgen externe factoren er voor dat doorgaan het belang van je cliënt schaadt, maar je handen ervan af trekken, schaadt je cliënt ook. Die afweging kan heel lastig zijn, misschien nog lastiger dan interne obstakels.’
In dat parket bevond Robert Malewicz zich. Tussen hem en Aydin C. ging de samenwerking goed, maar toch legde hij neer vanwege onenigheid met de rechtbank: ‘Om de zaak goed te kunnen doen, moest ik een technisch ingewikkeld dossier van 115 ordners in een paar weken onder de knie krijgen. Dat was onmogelijk. Ik heb de rechtbank om aanhouding van drie maanden gevraagd middels brieven en een pleidooi, en van tevoren gemotiveerd: u dwingt mij anders tot neerlegging. Ik ga niet die man zijn hand vasthouden en het proces dan niet goed afmaken.’
Tot frustratie van Malewicz komt het ook zover: ‘Ik vond dat ik redelijke verzoeken had, iedereen was dat met mij eens, van het OM tot mijn cliënt en collega’s in de advocatuur. Neerlegging was de enige beslissing die ik kon nemen, want als ik als een soort kamerplant in de hoek ga zitten, en geen idéé heb van wat ik aan het doen ben, wat heeft een cliënt daar dan aan? Dan kun je beter neerleggen, voordat je de zaak juist schaadt door verkeerd advies.’ Hoewel Malewicz zijn ex-cliënt achter de schermen toch zo goed mogelijk bijstaat, zit Aydin C. op dat moment opnieuw zonder advocaat. Strafpleiter Malewicz: ‘Het is afschuwelijk. Je hebt het gevoel dat je iemand helemaal alleen, met iedereen tegenover zich, in de steek laat.’
Zelfbeheersing
Aydin C. vond Malewicz als advocaat met hulp van de deken van de orde van advocaten in Amsterdam, Pieter van Regteren Altena, omdat C. zelf geen nieuwe kon vinden. Altena noemt de zaak een duidelijk voorbeeld van hoe vervelend het kan zijn wanneer iemand een zaak moet overnemen door neerlegging. ‘Dat was een heel grote, omvangrijke zaak, en inlezen neemt veel tijd in beslag. Dat is niet alleen lastig voor advocaat en cliënt, maar ook voor de rechtbank. Hetzelfde speelt nu in de zaak-Holleeder. Het is een kast met dossiers.’
Dezelfde deken die betrokken was bij het vinden van een nieuwe advocaat voor C. adviseerde in de zaak-Holleeder ‘dringend’ dat strafpleiter Stijn Franken de verdediging zou neerleggen.
De enorme omvang van het dossier is wel de enige overeenkomst tussen beide zaken. Neerlegging door Franken betrof belangenverstrengeling. Jaarlijks adviseert de deken in Amsterdam tussen de tien en twintig keer neerleggingen in verband met belangenverstrengeling. ‘Dat gaat bijna altijd om civiele zaken. In strafzaken is belangenverstrengeling zeldzaam. Meer dan de helft van bezwaren over belangenverstrengeling is onterecht of oplosbaar.’
Volgens Altena zat de pijn er in dat Franken de ex van Holleeder enige tijd als cliënte had. Zij maakte bezwaar tegen het optreden van Franken toen zij zich als getuige tegen Holleeder keerde. Franken volgt het advies op, maar dat betekent niet dat hij het eens is met de deken: ‘Er is een verschil tussen belangenverstrengeling en de mogelijke schijn daarvan. Veel eerder ben ik voor advies naar de deken gestapt. Ik heb gezegd: ik wil voorkomen dat er op een later moment gezeik komt, dus ik vraag uw oordeel. Dat oordeel was toen: er is geen probleem. Nu is de deken van mening veranderd.’
Altena: ‘De zaak was in het geval van Franken en Holleeder grijs. Het was gecompliceerder dan uit publiek beschikbare informatie bleek.’
Franken: ‘Als je een beetje normaal en fatsoenlijk kunt nadenken, weet je precies wanneer belangenverstrengeling wel en niet aan de orde zou kunnen zijn, het is geen hogere wiskunde. Dit advies verraste mij, ja, maar daar ga ik niet op reageren want dan ga ik natrappen en dat is niet netjes. Als ik advies vraag dan volg ik dat op, anders wordt het een soort poppenkast.’
De deken: ‘Je bent je er altijd zeer van bewust dat zo’n advies voor cliënt en advocaat buitengewoon onprettig is. Je hebt het idee als advocaat dat je een positie hebt die je wordt ontnomen en dat is heel pijnlijk. In het bijzonder als men in een zeer late fase pas met bezwaren komt.’
Franken: ‘De impact op de advocaat vind ik volstrekt oninteressant. Het gaat om de impact op de verdediging van de concrete klant, en de behandeling van de strafzaak. Als een verdachte denkt dat er geen reden is om de verdediging neer te leggen, is een ander advies van de deken buitengewoon teleurstellend.’
Franken kon destijds in elk programma aanschuiven om over de zaak te praten. ‘Ik heb ervoor gekozen dat niet te doen. Je moet jezelf als advocaat soms weten te beheersen. Dat er dan verschil optreedt tussen media en de echte feiten, is dan maar zo.’
Even belangrijk blijkt zelfbeheersing voor Robert Malewicz. Uiteindelijk kan de rechtbank geen vervangende advocaat vinden die de zaak wil aannemen met zo weinig tijd. De rechtbank houdt de zaak daarop aan voor onbepaalde tijd. Malewicz loopt naar beneden, waar Aydin C. verblijft, en vraagt: wil je me weer als advocaat? Zo wordt hij toch weer de advocaat van C. ‘Ik ben zeker niet rancuneus naar de rechtbank. Ik moest neerleggen omdat ik er principieel achter stond. Het proces wordt nu in januari inhoudelijk behandeld, en dat geeft mij genoeg tijd. De samenwerking met C. verloopt goed, de relatie is prima, en we zijn eindelijk weer inhoudelijk bezig. Dat wilden alle partijen ook.’
Dit artikel is verschenen in het Advocatenblad van september 2016. De hele editie is hier te lezen.