Civielrechtelijk hoger beroep leidt in een substantieel aantal zaken tot een andere uitspraak dan in eerste aanleg. Dat blijkt uit een inventarisatie door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Het onderzoek heeft tot doel cijfermatig inzicht te geven in de stand van zaken in Nederland in het civielrechtelijke hoger beroep. Het WODC analyseerde daartoe onder meer ruim 30.000 zaken waarvoor in 2009 en 2010 hoger beroep werd ingesteld. Met name in familiezaken wordt het vonnis in eerste aanleg vaak geheel of gedeeltelijk vernietigd.

Van de onderzochte zaken werd het vonnis uit eerste aanleg in 38 procent van de gevallen (deels) vernietigd. In 42 procent van de gevallen werd het eerste vonnis bekrachtigd. Familiezaken werden in slechts 35 procent van de gevallen bekrachtigd. Voor schuldsaneringszaken (wsnp) bedroeg dat percentage 65 procent.

Uit het onderzoek blijkt verder dat in handelszaken waarin de eiser in hoger beroep ging, het vonnis in eerste aanleg vaker vernietigd werd dan in zaken waarin de verweerder in hoger beroep ging. In familiezaken zijn de verschillen veel kleiner.

Het WODC concludeert verder dat de gemiddelde doorlooptijden in hoger beroepzaken weliswaar zijn afgenomen – behalve bij wsnp-zaken die al een relatief korte doorlooptijd kenden – maar dat in overige civielrechtelijke hoger beroepzaken, met name in handelszaken, vaak een lange adem nodig is. De gemiddelde doorlooptijd daalde van 52 naar 42 weken. Handelszaken vergen gemiddeld 63 weken.

Klik hier voor het volledige WODC-rapport.

 

 

Advertentie