Samenwerken is leuk, maar kijk wel uit wie je in huis haalt. En hoe je de boel inricht.
Mr. X, met eenmanszaak R, had een deal met mr. H: hij mocht tegen een driemaandelijkse vergoeding gebruik maken van de ‘infrastructuur’ van het kantoor van mr. X. Die infrastructuur omvatte niet alleen kantoorruimte, maar ook het briefpapier en de modellen voor brieven en zo. Maar mr. H had zijn eigen cliënten, administratie en beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
Toen een mevrouw mr. X vroeg iets aan haar BKR-registratie te doen, gaf mr. X die zaak ter behandeling door aan mr. H. In het later onderzochte dossier zaten algemene voorwaarden van ‘R advocatuur – management – beheer’, een uren- en reiskostenoverzicht ten name van mr. X, een verzoek tot betaling van de eigen bijdrage van ‘B advocaten’ met een begeleidende brief van R, ondertekend door mr. H. Verder twee declaraties aan mevrouw voor in totaal € 737, over te maken aan ‘JK Investments’. Volgt u het nog?
Die stukken waren vast allemaal rustig in dat dossier blijven zitten als mr. H zijn werk goed had gedaan. Maar mevrouw kwam er in 2013 achter dat haar BKR-registratie niet dankzij de inspanningen van mr. H, maar door tijdsverloop was geschrapt. En dat de actie die mr. H haar had beloofd sowieso zinloos zou zijn geweest. En dan had hij ook nog een rekening gestuurd terwijl ze een toevoeging had!
Mevrouw richtte haar pijlen niet alleen op mr. H, maar ook op mr. X. Die begreep wel dat het werk van mr. H geen schoonheidsprijs verdiende, maar waste zijn handen in onschuld: mr. H had zijn eigen bedoening, daar kon je mr. X niet op aanspreken. Mr. H was inmiddels ook verdwenen van kantoor, met medeneming van zijn dossiers. Einde verhaal.
Maar de tuchtrechter Arnhem-Leeuwarden denkt er anders over. Tuchtrecht gaat altijd over het handelen van een individuele advocaat, maar soms kan gedrag van een ander je toch worden aangerekend, bijvoorbeeld als het te maken heeft met de organisatie van het kantoor als zodanig. Mr. X had mr. H gebruik laten maken van zijn kantoor, zijn briefpapier en zijn opdrachtbevestiging. Hij had de uitvoering aan mr. H overgelaten, zonder enig (administratief) toezicht uit te oefenen. Voor de cliënte was het allemaal één pot nat.
Mr. X kon niet specifiek worden aangerekend dat mr. H had beloofd een kansloze procedure te starten, dat vervolgens niet had gedaan en toch de rekening had gepresenteerd – dat betrof het individuele handelen van mr. H. Maar dat de opgedragen zaak onzorgvuldig was behandeld en dat er geen deugdelijke administratie was gevoerd: dat rekende de tuchtrechter mr. X wel aan. En fors ook: het werd een maand onvoorwaardelijke schorsing.
Trudeke Sillevis Smitt