De Raad van Discipline in Den Bosch heeft een advocaat uit Oost-Brabant berispt omdat hij zijn secretaresse op oneigenlijke wijze tot een vertrekregeling wilde dwingen. Volgens de raad heeft hij daarmee het vertrouwen in de advocatuur geschaad.
De advocaat wilde zijn secretaresse dwingen in te stemmen met een vertrekregeling op bedrijfseconomische gronden, hoewel ze oudere rechten genoot dan een collega. Hij beriep zich daarbij op een oude, seksueel getinte mailwisseling tussen de secretaresse en haar buitenechtelijke minnaar. Volgens de advocaat was de bewuste mailwisseling een advocatenkantoor onwaardig.
Hoewel het UWV geen ontslagvergunning verleende, werd het arbeidscontract door de kantonrechter toch ontbonden met het oog op de verstoorde verhouding. In hoger beroep kende de rechter de secretaresse een vergoeding toe van € 10.000.
De deken van Oost-Brabant diende dit voorjaar een dekenbezwaar in tegen de advocaat, omdat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, in strijd met artikel 46 Advocatenwet.
De Raad van Discipline vindt het dekenbezwaar gegrond. De handelswijze van de advocaat was slechts bedoeld om een situatie te creëren waarop hij geen recht had, stelt het hof. Bovendien had ze een ‘zeer grote impact op de privésituatie’ van de werkneemster. Door ten onrechte de oude e-mails op te rakelen, werd de secretaresse weer geconfronteerd met haar inmiddels afgesloten buitenechtelijke relatie.