Namens de NVSA en de NVJSA voerde Christiaan Alberdingk Thijm het kort geding tegen de staat over verhoorbijstand door advocaten tijdens politieverhoor. De uitkomst noemt hij zorgwekkend. ‘Op een aantal elementaire punten lopen we in Nederland echt achter.’
Door/Sabine Droogleever Fortuyn Beeld/Sjoerd van der Hucht
Dat de Hoge Raad op 22 december vorig jaar oordeelde dat verdachten per 1 maart 2016 moeten worden gewezen op hun recht op verhoorbijstand, vond ik niet verrassend. In alle Europese lidstaten, behalve in Nederland, was eind vorig jaar naar aanleiding van jurisprudentie van het mensenrechtenhof in Straatsburg al een recht op verhoorbijstand ingevoerd, deels ook in wetgeving. De Hoge Raad heeft er heel lang niet aan gewild, ondanks die jurisprudentie en ondanks de Europese Richtlijn Access to a Lawyer van 2013. Die moest 27 november van dit jaar zijn geïmplementeerd.
Toen het Openbaar Ministerie (OM) met die beleidsbrief kwam, gesteund door de minister, waarin het recht op verhoorbijstand feitelijk vergaand kan worden beperkt, was mijn reactie: dat hoeft niet een heel ingewikkelde zaak te zijn. Maar wat daaruit kwam, was niet wat mijn cliënten (NVSA en NVJSA, red.) en ik hadden gehoopt. Ik maak me daar ernstig zorgen over.
De vergoeding voor verhoorbijstand is een heikel punt. De Nederlandse Vereniging van Strafrecht Advocaten (NVSA) en de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrecht Advocaten (NVJSA) hebben advocaten gevraagd hoeveel tijd ze ermee kwijt zijn. Daar kwamen schrikbarende aantallen uren uit. Op het moment dat je de financiering uitkleedt, kleed je feitelijk de rechten van de verdachten uit. Als je de rechten van verdachten beperkt, kleed je de rechtsstaat uit. Ik denk dat we er als samenleving kritisch naar moeten kijken wat de minister aan het doen is. Juist in deze tijd waarin bezuinigingen op de sociale advocatuur, strafadvocatuur, maar ook op de rechterlijke macht middelen zijn om rechtsbescherming te beknotten. De minister heeft gezegd: we zitten nu in de experimentele fase, we gaan later naar de vergoedingen kijken. Hij wil de bevindingen van het WODC daarover afwachten. Op het moment dat de minister een onderzoek gelast, heeft het natuurlijk altijd de zweem van partijdigheid over zich. Dus je kunt beter een onderzoek doen in samenspraak met de Nederlandse orde van advocaten (NOvA), de NVSA en de NVJSA.
In de richtlijn staat heel duidelijk dat je als advocaat actief moet kunnen deelnemen aan een verhoor. In de beleidsbrief is deze rol zeer beperkt. De kortgedingrechter heeft daar prejudiciële vragen over gesteld aan de Hoge Raad. In de uitspraak stelt de Hoge Raad voorop dat hij niet aan de richtlijn toetst, omdat die nog niet is geïmplementeerd. Dat vind ik een zwaktebod. Maar vervolgens zegt de Hoge Raad aan het eind van het arrest: wat wij zojuist hebben overwogen, wordt niet anders zodra de richtlijn van kracht is. De Hoge Raad toetst dus wel aan de richtlijn, maar doet dat eigenlijk impliciet. Dat vind ik een heel kwalijke overweging. De Hoge Raad heeft, vind ik, de klok echt jaren teruggezet. In deze tijd zou je een burger wat meer rechtsbescherming gunnen. En je zou ook hopen dat de Hoge Raad, in dit geval de strafkamer, wat meer bereidheid toont om aan burgerrechten te toetsen, aan de mensenrechten, aan de vrijheden die in het mensenrechtenverdrag zijn opgenomen. We hebben in Nederland enorm veel vertrouwen in de overheid, in de rechterlijke macht, maar op een aantal elementaire punten lopen we echt achter ten opzichte van andere Europese landen. Nederland is gewoon een stuk minder vrij. Misschien komt het doordat we te weinig traditie hebben om aan grondrechten te toetsen. Dat geldt ook voor deze uitspraak.
De Eerste Kamer heeft inmiddels ingestemd met de wetsvoorstellen verhoorbijstand. Maar de financiering en de praktische invulling zijn nog steeds discutabel en strijdig met de Europese richtlijn. Als strafrechtadvocaten dat blijvend mede als verweer opwerpen, kan het recht op verhoorbijstand in individuele zaken getest blijven worden, in de hoop dat we uiteindelijk een zaak krijgen die of naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg of naar het Hof van Justitie in Luxemburg gaat. Daarbij hoop ik dat de NVSA en de NVJSA samen met de NOvA in staat zijn om de politiek uit te leggen hoe belangrijk dit onderwerp is.’
Verhoorbijstand
Strafrechtverenigingen NVSA en NVJSA, bijgestaan door advocaat Christiaan Alberdingk Thijm (bureau Brandeis, Amsterdam), voerden een kort geding tegen de staat over het recht op verhoorbijstand. De rol van advocaten tijdens het verhoor, neergelegd in de Beleidsbrief OM, is veel te beperkt, volgens de eisers. Advocaten moeten, conform de Europese Richtlijn Access to a Lawyer, actief kunnen deelnemen aan het verhoor, stellen zij. Ander geschilpunt is de vergoeding aan advocaten. In plaats van anderhalf of drie punten per zaak, zouden ze per uur betaald moeten krijgen. De Haagse rechter oordeelde dat de staat niet onrechtmatig handelt met de huidige puntentoekenning. Over de rol van advocaten tijdens verhoor stelde de voorzieningenrechter prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Deze oordeelde dat van de regels voor verhoorbijstand in dit stadium niet kan worden gezegd dat ze in strijd zijn met de Europese Richtlijn. In navolging daarop besliste de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag dat de Beleidsbrief OM niet als ‘onmiskenbaar onrechtmatig’ kan worden geduid.