Pro bono stierf na de Tweede Wereldoorlog een stille dood in Nederland. Onder invloed van Angelsaksische kantoren herleeft het onbetaalde werk voor maatschappelijke organisaties, maar zo ver als de Amerikanen gaat de Nederlandse advocatuur nog niet.

Nathalie Gloudemans-Voogd

Een cultuuromslag in de Nederlandse pro bonopraktijk, naar voorbeeld van de Verenigde Staten, daar was het tijd voor. Dat moreel appel deden twee Nederlandse juristen uit New York in het Advocatenblad eind 2015. De inkt van dat nummer was nog niet droog of het eerste Nederlandse pro bono clearing house Pro Bono Connect zag het licht. Dit clearing house bemiddelt tussen ngo’s die juridisch advies zoeken en kantoren die pro bonowerk willen leveren. DLA nam in september een fulltime pro bono associate aan. En Amsterdam was in november even het middelpunt van de Europese pro bonowereld: het tiende European Pro Bono Forum had plaats in de Beurs van Berlage. Werken voor de goede zaak lijkt weer te leven.

Weer ja, want Europa kende tot de twintigste eeuw altijd een sterke pro bonotraditie. ‘Sinds er advocaten in Europa zijn, eigenlijk al sinds de oude Grieken en Romeinen, zijn er gratis juridische diensten voor de armen. Advocaten zagen dat als een professionele verplichting,’ vertelt Lamin Khadar, pro bono associate bij DLA. Hij onderzocht als onderdeel van zijn proefschrift het verleden, heden en de toekomst van de pro bonopraktijk in Europa (zie ‘Van pro deo naar pro bono’). De omslag kwam na de Tweede Wereldoorlog met het stelsel voor gefinancierde rechtsbijstand, vertelt Khadar. ‘Vanaf dat moment werd juridische bijstand niet meer gezien als een eerzame plicht die bij het beroep van advocaat hoorde, maar als een verplichting van de staat. Advocaten verwachtten vanaf toen dat ze betaald werden voor hun werk,’ zegt Khadar.

Maar pro bonowerk maakt een comeback in Europa. Volgens Khadar is de invloed van de Angelsaksische kantoren op die trend onmiskenbaar. ‘Kantoren in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk kwamen onder druk van de overheid én van het eigen personeel te staan omdat ze niets deden om de toegang tot het recht te vergroten. Inmiddels doen die kantoren al jaren aan pro bonowerk, terwijl we in Europa lang dachten: we hebben dit niet nodig. In Nederland hebben we de gefinancierde rechtsbijstand, rechtswinkels, sociaal raadslieden via de gemeente, we betalen belastingen, dat was het vangnet.’ Onder invloed van de kantoren met wortels in Amerika en Engeland begint het idee te groeien dat je als advocaat ook iets terug moet geven aan de samenleving, ziet Khadar. ‘Advocaten raken gepassioneerd voor pro bonowerk en willen vrijwilligerswerk op dat vlak doen. De nieuwe generatie vindt het cool om zich bezig te houden met het milieu of vluchtelingen, ook als ze advocaat bij een commercieel kantoor zijn.’ Maar dat pro bonowerk is dan wel voor ideële organisaties die geen aanspraak maken op gefinancierde rechtsbijstand, is de consensus. Commerciële advocaten willen sociaal advocaten niet van hun brood beroven.

Businesscase
De trend dat advocaten meer terug willen doen, herkent ook Alexandra Vader-de Rooy, projectcoördinator van Pro Bono Connect, het eerste Nederlandse pro bono clearing house. ‘Er zijn natuurlijk kantoren die al langer bezig zijn met pro bono. Stibbe heeft bijvoorbeeld al vijftien jaar een pro bono committee. Bij veel kantoren kwam dat werk alleen in eerste instantie vanuit advocaten zelf. Als een partner roeit, helpt hij misschien de roeivereniging op de hoek in zijn eigen tijd. Dan is er geen sprake van een pro bonocultuur per se. Maar je ziet dat de wens voor maatschappelijk verantwoord ondernemen groter wordt. Er is ook meer bewustwording bij de jongere generatie.’ Ook is er een businesscase voor pro bono te maken. ‘Cliënten en studenten vragen steeds vaker wat kantoren op dit vlak doen,’ zegt Vader-de Rooy. ‘Al die factoren samen zorgen voor een omslagpunt.’

Vanuit PILP, het strategisch procederen project van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) werd de vraag naar pro bonowerk bij ngo’s ontdekt. Dat leidde tot de start van het project Pro Bono Connect. Inmiddels zijn dertien advocatenkantoren hierbij aangesloten en loopt deze NJCM-pilot tot 2019. Vader-de Rooy leidt het project: ‘We stimuleren kantoren om meer pro bonobeleid te creëren en daar structuur in aan te brengen.’ Pro Bono Connect zamelt onder meer juridische kwesties in bij ngo’s zoals Greenpeace en The Widow’s Foundation en zet die uit bij een van de deelnemende advocatenkantoren. Volgens Vader-de Rooy is hier zeker vraag naar. ‘Sommige kantoren hebben wel een pro bonocommissie, maar dat zijn advocaten die het erbij doen naast hun al veel uren tellende baan. Kantoren kunnen veel baat hebben bij iemand die het contact met de ngo’s en de eerste selectie van zaken uit handen neemt.’

Daar is DLA inmiddels toe overgegaan. Lamin Khadar begon in september als pro bono associate voor Europa, met een basis in Amsterdam. Een deel van zijn tijd besteedt Khadar aan zelf pro bonozaken doen. Daarnaast haalt hij pro bonoklussen binnen en zet hij die uit onder de DLA-advocaten. ‘Vijftig procent van mijn tijd is praten met ngo-klanten, via e-mail, telefoon, meetings. Ik probeer erachter te komen wat zij nodig hebben, want ze doen en hoe wij waarde kunnen toevoegen.’ Khadar loopt ook tegen beperkingen aan: ‘We krijgen bijvoorbeeld vragen over asielrecht. Onze advocaten hebben daar geen ervaring mee, maar ze kunnen wel leren. Dan laat ik hen bijvoorbeeld eerst wat onderzoek doen zodat ze er meer in geïnteresseerd raken. Daarna kunnen ze misschien meewerken aan een Q&A, waarop ze wellicht een clinic kunnen opzetten. Als ze eenmaal wat ervaring hebben opgebouwd, kunnen ze meewerken aan strategisch procederen. Maar je kunt ze niet meteen in het diepe gooien met: hier heb je een complexe rechtszaak op een rechtsgebied waar je geen ervaring mee hebt. Ze moeten toch targets halen. Je moet ook niet te ambitieus willen zijn.’

Van pro deo naar pro bono
In het oude Athene was het vrij gebruikelijk ad hoc gratis bijstand te verlenen aan mensen die dat niet konden betalen. De Romeinen kozen voor een patronaat, waarbij de zwakkeren in de samenleving zich verbonden aan machtige mannen, die juridische hulp gaven in ruil voor verschillende diensten en politieke steun.

Vanaf de middeleeuwen verleenden christelijke mannen gratis juridische diensten. Pro deo noemden zij die vorm van liefdadigheid. De kerk ging ook steeds meer georganiseerde vormen van bijstand bieden. Zo kwam er een functionaris, in dienst van de kerk, die de armen vertegenwoordigde in kerkelijke rechtbanken; Franse seculiere gerechten volgden. Ook stimuleerde de kerk dat rechters bij armen de kosten van een procedure kwijtscholden en dat er een aparte advocaat aangewezen werd om hen gratis bij te staan.

Een verandering in het denken over gratis juridische bijstand volgde in de dertiende eeuw. Van een religieuze verplichting ging men dit meer zien als een plicht van de professie. Rond die tijd ontstond een meer georganiseerde pro bonopraktijk in Europa en zagen advocaten het als een eerzame taak die bij hun werk hoorde.

Lees meer in The Growth of Pro Bono in Europe. Using the Power of Law for the Public Interest van Lamin Khadar op probonoforum.eu.

Pro bonoparels

  • DLA hielp bij de oprichting van Takecarebnb, een vrijwilligersorganisatie die het mogelijk maakt dat vluchtelingen tijdelijk bij gastgezinnen logeren. Ook stelden DLA-advocaten gratis arbeidscontracten op voor de bestuursleden.
  • Via Pro Bono Connect werd onder meer Greenpeace International Nederland geholpen. The Widow’s Foundation, een stichting die weduwen in Europa helpt bij praktische problemen, werd opgericht na bemiddeling van Pro Bono Connect.
  • De Brauw helpt PILP-NJCM (het Public Interest Litigation Project van het NJCM) pro bono met de zaak van Afghaanse asielzoekers tegen de Nederlandse staat. Ook Prakken d’Oliveira en Fisher Groep Advocaten zijn bij deze procedure betrokken.
  • Stibbe deed de zogeheten SGP-zaak pro bono voor het Clara Wichmann Proefprocessenfonds en negen andere vrouwen- en mensenrechtenorganisaties. Het leidde tot tien jaar procederen tegen de staat over de uitsluiting van het passief kiesrecht van vrouwen binnen de SGP.

Norm
Er lijkt dus wel een tendens naar meer pro bonowerk, maar zo ver als de Amerikanen gaan Nederlandse kantoren nog niet. ‘Er zijn nog wel wat culturele uitdagingen in de Nederlandse advocatuur, vaak aan de top. Je ziet bij veel kantoren weerstand om te veranderen,’ zegt Khadar. ‘Soms werpen partners bijvoorbeeld obstakels op. Dan verzinnen ze een tegenstrijdig belang dat er niet is, of steunen advocaten niet die pro bonowerk doen, terwijl ze er wel de tijd voor hebben. Een goed pro bonobeleid staat of valt bij goed leiderschap.’

Ook qua urennorm lijkt de Nederlandse advocatuur achter te blijven bij beroepsgenoten in Angelsaksische landen. Aanstaande New Yorkse advocaten moeten bijvoorbeeld verplicht eerst vijftig uur pro bonowerk doen voordat ze toegelaten worden tot de balie. De American Bar Association heeft in de Model Rules of Professional Conduct opgenomen dat iedere advocaat idealiter jaarlijks minimaal vijftig uur aan pro bonowerk zou moeten besteden. Sommige Amerikaanse kantoren hebben van die aanbeveling een verplichting gemaakt. De Nederlandse orde van advocaten stelt zulke aanbevelingen niet. Uit de Trust Law Survey bleken Nederlandse advocaten in 2015 gemiddeld 9,5 pro bono-uren per jaar te maken. Navraag bij verschillende Nederlandse kantoren leert ook dat intern geen harde eisen gesteld worden aan de hoeveelheid uren die advocaten aan pro bono besteden.

‘Wij hebben pro bono een paar jaar geleden billable gemaakt,’ vertelt Martijn Snoep. Voor zijn kantoor zette de voormalig managing partner van De Brauw vier jaar geleden een nieuw pro bonobeleid op. ‘We hebben geen bodem en geen plafond qua pro bono-uren; dat past niet bij onze cultuur. We verwachten dat iedereen een substantiële bijdrage levert. Dat hoort bij het vak.’ Ook bij Stibbe is er geen minimaal of maximaal aantal uur dat een advocaat aan pro bono werk mag besteden. Anna Collignon, voormalig lid van de pro bonocommissie: ‘Ook bij Stibbe is bewust de keuze gemaakt om de pro bono-uren als billable te laten schrijven. Sinds de start van ons pro bonoprogramma in 2001 hebben we een pro bonobudget voor heel kantoor. Daarmee dragen we uit dat de partners er rekening mee houden dat advocaten pro bonowerk doen.’ Bij DLA is 35 uur per advocaat het streven en draagt het bij aan de bonus die advocaten kunnen krijgen, maar niet aan de urennorm.

Verplichtingen rond het aantal uur dat advocaten aan pro bonowerk besteden, zou de NOvA niet moeten instellen, vinden advocaten Snoep en Collignon. ‘Dan wordt dat het referentiepunt. Je verpest mogelijk het pro bonowerk door het te reguleren. Dit is een taak van advocatenkantoren zelf en zou uit de kantoren moeten voortkomen,’ vindt Snoep. ‘Wel zou er meer aandacht voor kunnen komen tijdens de studie en de beroepsopleiding.’ Ook Pro Bono Connects projectcoördinator Vader-de Rooy is tegen een verplichte norm. ‘Het is moeilijk om één lijn te vinden. Als er nooit wat op jouw vakgebied binnenkomt aan pro bonowerk, moet je er dan wel op afgerekend worden aan het eind van jaar?’ Maar als de orde een aanbeveling zou doen, zou dat volgens Vader-de Rooy leiden tot de nodige bewustwording. ‘Het is niet alleen goed om iets terug te doen, maar pro bonowerk draagt ook bij aan je algehele werkervaring. Niet alleen voor het geld werken en iets terugdoen voor iemand die anders niet geholpen zou worden: daar word je als advocaat gelukkiger van.’

Dit artikel verscheen in het Advocatenblad van december 2016. De hele editie is hier te lezen.

Advertentie