Turner Yuri van Gelder werd uitgesloten van de finale tijdens de Olympische Spelen in Brazilië wegens vermeend wangedrag. Advocaat Cor Hellingman stond de turner bij in het kort geding dat werd aangespannen om alsnog deel te kunnen nemen aan de finale. ‘Zelf proberen wij hier op kantoor niet in beeld te komen. Dit laten we zo veel mogelijk over aan onze mediagevoelige cliënten. In deze zaak is dat spectaculair mislukt. Het leek wel of het land verdeeld was in twee kampen: zij die vonden dat Yuri terecht naar huis was gezonden en zij die dat niet vonden. De rechter hoorde bij het eerste kamp.’
‘Op het gevaar af voor een slechte verliezer te worden gehouden: de uiteindelijke motivering van het vonnis vind ik toch wel appellabel. Aan de ene kant wordt Van Gelder verweten dat hij zich niet aan de regels heeft gehouden en dus de ongure wanprestant is. Aan de andere kant wordt NOC*NSF verweten geen duidelijke regels te hebben opgesteld. Die motivering kende ik vrijdag (de dag van het kort geding) nog niet, omdat toen alleen een kop-staartvonnis werd gewezen. Ik had begrepen dat het Hof Arnhem beschikbaar was voor turbo-spoedappel, maar voor mijn cliënt was het allemaal te veel. Hij besloot daarvan af te zien. Later denk je, jammer. Maar dat is water onder de brug.’
‘Ik doe veel mediarecht. Hierbij moet je vaak op stel en sprong reageren en heb je met aandacht van de media te maken. Ik hoorde pas van de zaak op dinsdagavond. Toen was Yuri al in Nederland. Maandag zat ik tot de laatste vlucht naar huis in Milaan om het contract van Frank de Boer bij Inter Milan uit te onderhandelen. Dat moest al haastje-repje, omdat ik dinsdagmiddag voor Wesley Sneijder en Yolanthe Cabau een kort geding in Amsterdam had. Toen ik daarna de rechtszaal uitliep, zag ik dat mijn telefoon was volgelopen met verzoeken van de pers. Niet voor Wesley Sneijder, maar voor Yuri. Heel Nederland wist toen al dat hij naar huis was gestuurd, behalve ik. Achteraf bezien wel jammer, want ik waag het te betwijfelen of hij die maandag in het vliegtuig was gestapt als ik daarvan op de hoogte was geweest.’
‘Ons kantoor werd woensdag en donderdag belegerd door de pers. Tot in de rechtszaal werd ik achtervolgd door vertegenwoordigers van televisieprogramma’s die Yuri’s verhaal exclusief wilden hebben. Interessant was ook dat de zaal vol zat met bloggers en vloggers die allemaal hun eigen verhaal aan het maken waren. De aandacht op social media was enorm. Ik was nog niet begonnen met pleiten of er verscheen een fake Twitteraccount met mijn naam met berichten die ik zeker nooit zou hebben verspreid.
Ook de livestreams van de zitting zijn goed bekeken. Streamen van zittingen, zeker bij dit soort zaken, is een goede ontwikkeling. Het zorgt ervoor dat mensen zien hoe het er in de rechtszaal aan toe gaat en hoe er gepleit wordt. Ons verhaal heeft veel mensen bereikt en uit de vele reacties die ik kreeg, was dit voor velen overtuigend. Allemaal mooi en aardig natuurlijk, maar de belangrijkste persoon, de voorzieningenrechter, heb ik niet overtuigd.’
Dynamische verkeerscontrole
De politie mag niet discrimineren door een voertuig voor verkeerscontrole te selecteren uitsluitend of hoofdzakelijk op basis van etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of inzittende, aldus de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2454). In de zaak waarin een verdachte werd vrijgesproken van het in bezit hebben van verdovende middelen, omdat zijn auto werd stilgehouden in het kader van een zogenoemde dynamische verkeerscontrole, is van discriminatie volgens de Hoge Raad niet gebleken. De zaak moet volgens de Hoge Raad over omdat de politie, anders dan het hof had geoordeeld, de bevoegdheid tot verkeerscontrole niet oneigenlijk heeft gebruikt. Het hof oordeelde dat de politie bevoegdheden had gebruikt voor opsporing van strafbare feiten in plaats van verkeerscontrole. Daarom was het bewijs tegen de verdachte onrechtmatig verkregen, aldus het hof. Het Openbaar Ministerie stelde tegen deze uitspraak cassatieberoep in.
Yurigate
Professioneel turner Yuri van Gelder plaatste zich tijdens de Olympische Spelen van afgelopen zomer in Rio de Janeiro voor de finale. Van Gelder was na deze plaatsing gaan stappen en keerde pas vroeg in de morgen terug. Hij miste vervolgens de ochtendtraining. Vanwege het niet-nakomen van de verplichting zich met volledige toewijding in te spannen, werd hij hierna per direct uit de olympische ploeg gezet. Terug in Nederland spande Van Gelder een kort geding aan tegen de NOC*NSF om alsnog deelname aan de finale af te dwingen. De rechtbank wees zijn verzoek af (ECLI:NL:RBGEL:2016:4505). In de latere motivatie van het vonnis noemde de rechtbank het niet-verschijnen op de training een tamelijk ernstige tekortkoming. Wel gaf de rechtbank het dringende advies duidelijkere gedragsregels voor sporters op te stellen. Yuri van Gelder ging niet in hoger beroep.
Beschuit
Bakkersconcern Continental Bakeries in Dordrecht, bekend van Haust, heeft het octrooi moeten erkennen van Theo Tempels, bijgestaan door advocaat Paul Reeskamp (DLA Piper, Amsterdam), uitvinder van het beschuit met de inkeping. De Rechtbank Den Haag oordeelde op 27 juli van dit jaar dat het ingekeepte beschuit niet zonder toestemming van Tempels geproduceerd mag worden. In 1999 vroeg Tempels al octrooi aan op zijn uitvinding. Volgens Continental Bakeries bevatte het octrooi ‘geen inventieve elementen’. Volgens de rechter getuigde de inkeping van ‘uitvinderswerkzaamheid’ en was het octrooi wel geldig. In 2003 draaide een zaak, aangespannen door Bolletje, op een schikking uit.
‘Het was voor het eerst dat ik een politicus van dit formaat en statuur met een verdenking van corruptie bijstond. Juridisch gezien was deze zaak zeer interessant. Bestuurlijk Nederland hoopte dat er piketpaaltjes zouden worden geslagen ten aanzien van wat geoorloofd was in het maatschappelijk optreden van een openbaar bestuurder. Dat is niet gebeurd. De zaak werd casuïstisch beoordeeld. Dat kon ook bijna niet anders. In deze zaak gold namelijk als extra bijkomstigheid de jarenlange vriendschap tussen de zogenoemde omkoper en de omgekochte.
Het was voor mij een eyeopener om te zien hoezeer de juridische en de politieke wereld en daarmee de aanpak van een kwestie verschillen. De strafrechtadvocaat adviseert stil te zitten tot een einddossier gereed is. De politicus wil meteen reageren. Dit gegeven vroeg natuurlijk om veel overleg met mijn cliënt, die al meer dan vijftig jaar in het politieke speelveld opereert.
Daarnaast was de media-aandacht gigantisch. De verdachte was immers lid van de Eerste Kamer, voormalig lid van de Tweede Kamer, lid van Provinciale Staten en geliefd wethouder in Roermond. Ik struikelde zelfs een keer bij binnenkomst van de rechtbank over een overenthousiaste journalist die een foto vanuit een bepaalde hoek wilde nemen. Dagelijks werd mijn cliënt of ikzelf verzocht om een interview.
De grote belangstelling is een factor waar je rekening mee moet houden. Je moet zeer zorgvuldig in je formulering zijn. Daarbij geldt dat je alleen met de media praat na overleg met je cliënt en alleen als dit in zijn belang is. De media blijven je echter bestoken en het is soms lastig dat voor ogen te houden. Ook moet je zelf alle media bijhouden. Neem bijvoorbeeld minister Plasterk van Binnenlandse Zaken. Terwijl de rechtszaak liep, liet hij zich op Twitter inhoudelijk uit over de zaak. Ik heb hem vervolgens als getuige opgeroepen om te voorkomen dat deze uiting een rol zou spelen zonder dat deze in het dossier was opgenomen. De rechtbank heeft dat verzoek om een minister te horen gehonoreerd. Een redelijk uniek gegeven.
De omvang en complexiteit van de zaak en de mediadruk gaven mij het gevoel dat bij het Openbaar Ministerie een “the gloves are off-houding” leefde. Het juridisch gevecht was hard. Wat voor mijn cliënt heel belangrijk is, is dat in het vonnis meerdere malen wordt gezegd dat er geen sprake was van ongeoorloofde geldstromen. Mijn cliënt heeft altijd bestreden in financieel opzicht enig voordeel te hebben gegeven of genoten en daar is volgens de rechtbank ook geen sprake van.
De eis van het Openbaar Ministerie was twee jaar celstraf en ontzetting uit het ambt. Het is uiteindelijk een taakstraf van 240 uur geworden. In de media werd gezegd dat de uitspraak met name dodelijk was voor het Openbaar Ministerie, maar dat laat natuurlijk onverlet dat mijn cliënt is veroordeeld. Het is teleurstellend dat de rechter een aantal zaken bewezen heeft geacht die wij hebben bestreden. Op mijn cliënt was de impact van deze strafzaak gigantisch. Hij zei regelmatig: “Ik ben vermoord, maar ik leef nog.” Het Openbaar Ministerie kondigde onmiddellijk na de uitspraak een appel aan en dat appel heeft mijn cliënt gevolgd.’
Integriteit
Oud-wethouder van Roermond Jos van Rey (VVD) moest zich afgelopen zomer voor de rechter verantwoorden. Het Openbaar Ministerie beschuldigde hem van het lekken van informatie uit de sollicitatieprocedure voor een nieuwe burgemeester aan vier VVD-politici. Ook zou hij giften hebben aangenomen van zijn goede vriend en projectontwikkelaar Piet van Pol in ruil voor opdrachten. Verder werd hij beschuldigd van het ronselen van stemmen voor de verkiezingen en het witwassen van een bedrag van 175.000 euro. Er werd twee jaar cel en ontzetting uit het ambt geëist. Van Rey werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur (ECLI:NL:RBROT:2016:5281). De rechter acht bewezen dat Van Rey de geheimhoudingsplicht schond bij een burgemeestersbenoeming en stempasfraude pleegde. Hard bewijs voor omkoping en fraude is er volgens de rechtbank niet. Er is door het Openbaar Ministerie hoger beroep aangetekend.
Payroller
Payrollbedrijven en detacheringsbureaus zijn wettelijk gezien uitzendbureaus en vallen daarmee onder soepele flexregels. Dat heeft de Hoge Raad bepaald in een uitspraak van 4 november 2016. Care 4 Care Human Resources stond in deze zaak tegenover Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten, bij de Hoge Raad bijgestaan door cassatieadvocaat Stefan Sagel (De Brauw Blackstone Westbroek, Amsterdam). Tot maar liefst vijfenhalf jaar kunnen payrollbedrijven mensen op een flexcontract laten werken. Andere bedrijven moeten volgens de op 1 juli 2015 ingevoerde Wet werk en zekerheid al na twee jaar een vast dienstverband geven. Uit de uitspraak vloeit ook voort dat payrollbedrijven en detacheerders moeten meedoen aan het pensioenfonds voor de flexbranche.
Correctie Langemeijer
Praxis, bijgestaan door Jan Reinier van Angeren (Stibbe, Amsterdam) verzette zich tegen de komst van een Hornbach in Zwolle. Hiertoe beriep Praxis zich erop dat de vestiging in strijd was met diverse veiligheids- en milieuvoorschriften. Ondanks dat het beroep van Praxis ongegrond werd verklaard, kan een concurrent bereiken dat de bestuursrechter een besluit toetst aan een norm die niet zijn eigen belang beoogt te beschermen. Wel moet zo’n beroep aan bepaalde vereisten voldoen. Dat komt naar voren uit de uitspraak van 16 maart 2016 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De bestuursrechter volgt hiermee het advies van staatsraad advocaat-generaal mr. Widdershoven om, net zoals in het civiele recht, het relativiteitsvereiste te corrigeren, de zogeheten correctie Langemeijer.
Advocaat Bernard de Leest stond zijn cliënt bij in één van de drie Wmo-zaken. Zonder objectief en onafhankelijk onderzoek mogen gemeenten niet korten op het aantal toegekende uren huishoudelijke hulp, besliste de Centrale Raad van Beroep. Een beslissing die 440.000 huishoudens raakt.
‘Het ging om een 78-jarige Marokkaanse vrouw met lichamelijke beperkingen. Met haar 84-jarige echtgenoot had ze al sinds 2007 vijfenhalf uur per week hulp in de huishouding, voor het lichte en zware huishoudelijke werk en het wassen van kleding en linnengoed, tot 23 maart 2015. Toen besloot het Utrechtse college van burgermeester en wethouders, in het kader van de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) het aantal uren terug te draaien naar anderhalf uur. Het gaat om de manier waarop. In Utrecht hebben ze gezegd: bij iedereen die meer dan drie uur huishoudelijke hulp krijgt, komt iemand op bezoek om te kijken naar de situatie. Nou, degene kwam. Niet om de situatie te beoordelen, welnee. Gewoon om uit te leggen dat mijn cliënte voortaan anderhalf uur huishoudelijke hulp kreeg. Dat was de standaardprocedure.
De hele situatie is ontstaan doordat men heeft bedacht dat mensen voordat zij een beroep doen op de gemeente voor zorg, eerst moeten kijken of hun probleem niet op een andere manier kan worden opgelost. Op zich niet zo’n gek idee. Alleen is daaraan een bezuinigingsdoelstelling van veertig procent gekoppeld. Gemeenten wisten niet of ze die konden halen en zijn daardoor heel terughoudend geweest met het toekennen van voorzieningen zoals hulp in de huishouding. Het sneue is dat gemeenten ook nog eens veel te zuinig hebben begroot, er is dus nog veel zorggeld overgebleven. Tegen de beslissing van het college diende mijn cliënt bezwaar en beroep in.
De onderzoeken van de gemeente waren een aanfluiting, niet zorgvuldig en alleen maar bedoeld om uit te leggen dat er bezuinigd moest worden en er helaas niet meer in zat. De rechtbank zag wel dat het onderzoek onzorgvuldig was, en er evidente fouten waren gemaakt. In beroep is er een uur extra hulp teruggegeven. Maar dat was klein bier, laat ik maar zeggen. Op de principiële punten kregen we geen gelijk. Het ging vooral om: op welke normen baseer je het aantal uren huishoudelijke hulp dat iemand per week nodig heeft? Vervolgens hebben we in hoger beroep alsnog gelijk gekregen. Het gemeentebeleid voor het vaststellen van het aantal uren moet berusten op objectief en onafhankelijk onderzoek. Daarbij oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat huishoudelijke hulp onder de nieuwe Wmo valt, want dat stond ook nog ter discussie. Ik had deze uitspraak van de raad wel verwacht omdat de raad al eerder uitspraken in die richting had gedaan.
De uitspraak heeft 440.000 huishoudens geraakt en is richtinggevend voor alle gemeenten. Een derde van de gemeenten heeft ervoor gekozen huishoudelijke hulp niet als voorziening aan te bieden. Dat moeten ze nu alsnog doen. Alleen gedupeerden die in bezwaar en beroep zijn gegaan, kunnen met terugwerkende kracht hun uren terugkrijgen, mits ze wel hulp hebben ingeschakeld. Het maken van bezwaar is vaak een enorme drempel voor mensen, zeker voor deze doelgroep met een gemiddelde leeftijd van 76 jaar. Als je de overheid als tegenpartij hebt, moet je, als het niet lukt om het op een andere manier op te lossen, altijd bezwaar maken. Als je dat niet doet, en later blijkt dat er sprake is van onjuiste besluitvorming, dan draait de overheid de genomen besluiten niet terug. Als lid van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, portefeuillehouder gefinancierde rechtsbijstand, heb ik daar moeite mee. Advocaten proberen vaak de overheid op andere gedachten te brengen, maar deze zet maar al te vaak de hakken in het zand, waardoor wij gedwongen worden om te procederen. Terwijl we aan de andere kant voortdurend door het ministerie van Veiligheid en Justitie op de nek worden gezeten. V&J zegt: jullie procederen te veel. Dan denk ik: wie is hier fout bezig? Burgers worden gewoon gedwongen.’
De maatschap
De serie De maatschap, vanaf 25 januari te zien op NPO 2, gaat over een Nederlandse advocatenfamilie en is geïnspireerd door de familie Moszkowicz. Advocaat Yehudi Moszkowicz spande een kort geding aan, omdat er sprake zou zijn van auteursrechtenschending; er zou onrechtmatig worden geput uit het boek De Straatvechter van zijn vader Robert Moszkowicz. Hij vroeg om inzage in het script, maar dit werd door de rechter afgewezen. De rechter in hoger beroep oordeelde hetzelfde (ECLI:NL:GHARL:2016:7612). Het verzoek van Moszkowicz om getuigen (de cast en makers van de serie) te horen om zo meer inzicht te krijgen in het script werd vervolgens gehonoreerd, maar dit getuigenverhoor werd door de rechtbank Noord-Nederland voortijdig beëindigd (ECLI:NL:RBNNE:2016:4397). Moszkowicz heeft de serie bekeken op het Nederlands Filmfestival en daarmee heeft hij volgens de rechter geen belang meer bij de getuigenverhoren. Eind november spande Moszkowicz opnieuw een kort geding aan om uitzending te voorkomen. De uitkomst hiervan was bij het naar de drukker gaan van dit Advocatenblad nog niet bekend.
Huishoudelijke hulp
Huishoudelijke hulp valt onder de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dat komt naar voren uit de drie uitspraken van de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016. Advocaten Bernard de Leest (Zumpolle Advocaten, Utrecht) en Wouter Kort (Homerus Advocaten, Utrecht) stonden hun cliënten in twee van de drie Wmo-zaken bij in hun proces tegen het Utrechtse college van burgemeester en wethouders. In de derde zaak had de rechtzoekende geen professionele procesvertegenwoordiger. Aanspraken op huishoudelijke hulp die zijn toegekend onder de oude Wmo, blijven onder de nieuwe Wmo gelden, besliste de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht. Op basis van nieuw Wmo-beleid mag een gemeente aanspraken op huishoudelijke hulp aanpassen. Maar dit beleid moet dan wel berusten op objectief en onafhankelijk onderzoek en niet op een ‘budgettaire beleidsbeslissing’.
Ontslag op staande voet
Een leidster van een kinderopvang vergeet tijdens een bezoek aan een buitenspeeltuin een kind van twee jaar uit haar auto mee te nemen. Hier komt ze na anderhalf uur achter en uiteindelijk wordt het kind ongedeerd aangetroffen in de auto van de leidster. De volgende dag wordt de werkneemster op staande voet ontslagen. Een te zwaar middel, vindt de kantonrechter. De kantonrechter zag wel reden om de arbeidsovereenkomst alsnog te ontbinden wegens verwijtbaar handelen van de werkneemster. Het gerechtshof Den Haag vernietigt begin dit jaar de beschikking van de kantonrechter (ECLI:NL:GHDHA:2016:435). Volgens het hof heeft de werkneemster grovelijk haar verplichtingen uit hoofde van haar arbeidsovereenkomst veronachtzaamd wat ontslag op staande voet geoorloofd maakt. Wegens het sinds 1 juli 2015 geldende recht oordeelt het hof dat de arbeidsovereenkomst niet op de datum van het gegeven ontslag op staande voet eindigt. Het hof moet volgens artikel 683, lid 6 BW zelf bepalen op welk tijdstip de arbeidsovereenkomst van partijen tot een einde komt. Dat tijdstip mag volgens de parlementaire geschiedenis niet in het verleden liggen.
Verhoorbijstand
Strafrechtverenigingen NVSA en NVJSA, bijgestaan door advocaat Christiaan Alberdingk Thijm (bureau Brandeis, Amsterdam), voerden een kort geding tegen de staat over het recht op verhoorbijstand. De rol van advocaten tijdens het verhoor, neergelegd in de Beleidsbrief OM, is veel te beperkt, volgens de eisers. Advocaten moeten, conform de Europese Richtlijn Access to a Lawyer, actief kunnen deelnemen aan het verhoor, stellen zij. Ander geschilpunt is de vergoeding aan advocaten. In plaats van anderhalf of drie punten per zaak, zouden ze per uur betaald moeten krijgen. De Haagse rechter oordeelde dat de staat niet onrechtmatig handelt met de huidige puntentoekenning. Over de rol van advocaten tijdens verhoor stelde de voorzieningenrechter prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Deze oordeelde dat van de regels voor verhoorbijstand in dit stadium niet kan worden gezegd dat ze in strijd zijn met de Europese Richtlijn. In navolging daarop besliste de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag dat de Beleidsbrief OM niet als ‘onmiskenbaar onrechtmatig’ kan worden geduid.
Namens de NVSA en de NVJSA voerde Christiaan Alberdingk Thijm het kort geding tegen de staat over verhoorbijstand door advocaten tijdens politieverhoor. De uitkomst noemt hij zorgwekkend. ‘Op een aantal elementaire punten lopen we in Nederland echt achter.’
‘Dat de Hoge Raad op 22 december vorig jaar oordeelde dat verdachten per 1 maart 2016 moeten worden gewezen op hun recht op verhoorbijstand, vond ik niet verrassend. In alle Europese lidstaten, behalve in Nederland, was eind vorig jaar naar aanleiding van jurisprudentie van het mensenrechtenhof in Straatsburg al een recht op verhoorbijstand ingevoerd, deels ook in wetgeving. De Hoge Raad heeft er heel lang niet aan gewild, ondanks die jurisprudentie en ondanks de Europese Richtlijn Access to a Lawyer van 2013. Die moest 27 november van dit jaar zijn geïmplementeerd.
Nicole van den Hurk
Nicole van den Hurk (15) verdween op 6 oktober 1995 spoorloos toen ze op weg was naar haar werk in Eindhoven. Haar lichaam werd zes weken later gevonden in de bossen bij Lierop. Wie voor de moord verantwoordelijk is, bleef lange tijd een raadsel. In 2011 werd het lichaam van Van den Hurk opgegraven en begin 2014 werd Jos de G. gearresteerd op basis van een positieve DNA-match. Van den Hurk bleek ook verkracht te zijn. Het Openbaar Ministerie klaagde De G. aan voor verkrachting en doodslag en eiste veertien jaar cel. Afgelopen november werd De G., bijgestaan door advocaat Job Knoester, door de Rechtbank Oost-Brabant veroordeeld tot vijf jaar cel voor verkrachting (ECLI:NL:RBOBR:2016:6438). De rechtbank vond dat er te weinig bewijs was voor doodslag en sprak hem daarvan vrij. Ook kreeg hij geen tbs-maatregel opgelegd, omdat hij al eerder opgenomen is geweest in een tbs-kliniek en uitbehandeld is.
Proces-Wilders
Aanleiding voor het proces tegen Tweede Kamerlid Geert Wilders (PVV) is de ‘Willen jullie meer of minder Marokkanen’-vraag die hij stelde aan een groep PVV-aanhangers tijdens de uitslagenavond van de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014. Het Openbaar Ministerie koos voor een brede aanklacht en beschuldigde Wilders van het beledigen van een grote groep mensen en het aanzetten tot haat en discriminatie. Het eigenlijke proces, waarin Wilders werd bijgestaan door advocaat Geert-Jan Knoops, begon op 31 oktober 2016. Enkele weken later eiste het Openbaar Ministerie een boete van 5.000 euro tegen Wilders. De politicus noemde op de laatste dag van de zitting de zaak tegen hem ‘walgelijk’, een ‘aanfluiting’ en een ‘blamage’. Ten tijde van het ter perse gaan van dit Advocatenblad was de uitspraak van de rechter nog niet bekend.
Toen het Openbaar Ministerie (OM) met die beleidsbrief kwam, gesteund door de minister, waarin het recht op verhoorbijstand feitelijk vergaand kan worden beperkt, was mijn reactie: dat hoeft niet een heel ingewikkelde zaak te zijn. Maar wat daaruit kwam, was niet wat mijn cliënten (NVSA en NVJSA, red.) en ik hadden gehoopt. Ik maak me daar ernstig zorgen over.
De vergoeding voor verhoorbijstand is een heikel punt. De Nederlandse Vereniging van Strafrecht Advocaten (NVSA) en de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrecht Advocaten (NVJSA) hebben advocaten gevraagd hoeveel tijd ze ermee kwijt zijn. Daar kwamen schrikbarende aantallen uren uit. Op het moment dat je de financiering uitkleedt, kleed je feitelijk de rechten van de verdachten uit. Als je de rechten van verdachten beperkt, kleed je de rechtsstaat uit. Ik denk dat we er als samenleving kritisch naar moeten kijken wat de minister aan het doen is. Juist in deze tijd waarin bezuinigingen op de sociale advocatuur, strafadvocatuur, maar ook op de rechterlijke macht middelen zijn om rechtsbescherming te beknotten. De minister heeft gezegd: we zitten nu in de experimentele fase, we gaan later naar de vergoedingen kijken. Hij wil de bevindingen van het WODC daarover afwachten. Op het moment dat de minister een onderzoek gelast, heeft het natuurlijk altijd de zweem van partijdigheid over zich. Dus je kunt beter een onderzoek doen in samenspraak met de Nederlandse orde van advocaten (NOvA), de NVSA en de NVJSA.
In de richtlijn staat heel duidelijk dat je als advocaat actief moet kunnen deelnemen aan een verhoor. In de beleidsbrief is deze rol zeer beperkt. De kortgedingrechter heeft daar prejudiciële vragen over gesteld aan de Hoge Raad. In de uitspraak stelt de Hoge Raad voorop dat hij niet aan de richtlijn toetst, omdat die nog niet is geïmplementeerd. Dat vind ik een zwaktebod. Maar vervolgens zegt de Hoge Raad aan het eind van het arrest: wat wij zojuist hebben overwogen, wordt niet anders zodra de richtlijn van kracht is. De Hoge Raad toetst dus wel aan de richtlijn, maar doet dat eigenlijk impliciet. Dat vind ik een heel kwalijke overweging. De Hoge Raad heeft, vind ik, de klok echt jaren teruggezet. In deze tijd zou je een burger wat meer rechtsbescherming gunnen. En je zou ook hopen dat de Hoge Raad, in dit geval de strafkamer, wat meer bereidheid toont om aan burgerrechten te toetsen, aan de mensenrechten, aan de vrijheden die in het mensenrechtenverdrag zijn opgenomen. We hebben in Nederland enorm veel vertrouwen in de overheid, in de rechterlijke macht, maar op een aantal elementaire punten lopen we echt achter ten opzichte van andere Europese landen. Nederland is gewoon een stuk minder vrij. Misschien komt het doordat we te weinig traditie hebben om aan grondrechten te toetsen. Dat geldt ook voor deze uitspraak.
De Eerste Kamer heeft inmiddels ingestemd met de wetsvoorstellen verhoorbijstand. Maar de financiering en de praktische invulling zijn nog steeds discutabel en strijdig met de Europese richtlijn. Als strafrechtadvocaten dat blijvend mede als verweer opwerpen, kan het recht op verhoorbijstand in individuele zaken getest blijven worden, in de hoop dat we uiteindelijk een zaak krijgen die of naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg of naar het Hof van Justitie in Luxemburg gaat. Daarbij hoop ik dat de NVSA en de NVJSA samen met de NOvA in staat zijn om de politiek uit te leggen hoe belangrijk dit onderwerp is.’