Je bent als advocaat dominus litis, maar da’s iets anders dan in appel gaan zonder dat je cliënt het wil. De cliënt kreeg van de strafrechter drie maanden onvoorwaardelijk, en mr. X van de tuchtrechter ook.

De zitting bij de politierechter was achter de rug, en mr. X praatte na met de verloofde en de familie van zijn cliënt. De cliënt zelf was er niet bij – die was na de zitting meteen weer naar zijn cel gebracht. De verloofde zei tegen mr. X dat ze niet ontevreden was. Twee maanden onvoorwaardelijk – met aftrek van het voorarrest was het zo gepiept. De geplande bruiloft zou gewoon kunnen doorgaan. Mr. X zelf was minder gelukkig met de uitspraak. Hij had nog zo bepleit dat het redelijk vermoeden van schuld ontbrak. Een juridisch heel interessante kwestie. Vergeet het, zei de verloofde. Vergeet het, zei de rest van de familie. Maar mr. X kon het niet vergeten. Hij ging in hoger beroep. Met als resultaat dat de cliënt drie in plaats van twee maanden kreeg, en nog een oude straf van een maand mocht gaan uitzitten. Aldus de feiten volgens de cliënt.

Volgens mr. X was er niks misgegaan. Hij had met de familie besproken dat het verstandig was in beroep te gaan. Hij meende dat ook nog aan de cliënt te hebben bevestigd – alleen dateerden de brieven daarover in zijn dossier helaas van een jaar later. Maar hij had toch ook de zittingsdatum aan zijn cliënt bevestigd? En had die niet ook van het OM over het beroep gehoord?

De Amsterdamse tuchtrechter is er niet gevoelig voor. Een advocaat moet opdrachten en bijbehorende voorwaarden schriftelijk bevestigen. Hij moet belangrijke afspraken, gezamenlijke beslissingen (zoals wel of geen appel) en procestactieken vastleggen. Ook een gegeven advies of informatie moet hij ‘soms’ op schrift stellen, aldus de tuchtrechter – er staat niet bij wanneer wel en wanneer niet. Doet een advocaat dat allemaal niet, dan ligt het ‘bewijsrisico’ bij hem. En gezien de gemotiveerde betwisting door de cliënt was mr. X er niet in geslaagd te bewijzen dat zijn cliënt opdracht had gegeven in appel te gaan.

Het was niet de eerste keer dat mr. X voor zoiets door de tuchtrechter werd aangepakt. Hij kreeg drie maanden schorsing, maar kan nog naar het Hof van Discipline.

Volgens de cliënt had mr. X trouwens ook nog gezegd dat hij geen speciale machtiging van hem nodig had om van het strafvonnis in hoger beroep te gaan. En het klopt dat een advocaat geen schriftelijk mandaat hoeft te tonen om appel in te kunnen stellen. Een advocaat wordt op zijn woord geloofd, heet het dan. Maar je kunt het natuurlijk niet omdraaien: men moet mij geloven, dus ik kan zeggen wat ik wil. Dan is de magie snel uitgewerkt.

Trudeke Sillevis Smitt
Advertentie