De advocatuur is kritisch over minister Van der Steur. Zijn wetsvoorstellen over verhoorbijstand, gefinancierde rechtsbijstand en mediation vielen slecht. De bewindsman zelf is niettemin vol lof over de advocatuur. Hoewel ook hij de nodige ‘verbeterpunten’ weet te noemen.
Door Kees Pijnappels
Als komend voorjaar de landelijke verkiezingen zijn, heeft VVD’er Ard van der Steur er precies twee jaar opzitten als minister van Veiligheid en Justitie. Zijn korte ambtsperiode krijgt waarschijnlijk alleen een demissionair vervolg. De kans op een nieuwe termijn als minister is klein. Los van de verkiezingsuitslag gaan Haagse ‘Kremlinwatchers’ ervan uit dat de VVD na jaren het departement V&J moet opgeven.
Als het aan de 47-jarige oud-advocaat ligt, blijft hij nog een tijdje op zijn post. ‘Ik ontleen veel energie aan mijn werk. Gesprekken die ik voer, werkbezoeken die afleg. Een voorbeeld, ik was onlangs in Enschede, op werkbezoek bij de politie. Daar had ik indringende gesprekken met agenten die vervolgd waren geweest voor overtreding van de geweldsinstructie, ze hadden hun vuurwapen gebruikt. Toevallig was er ook een advocaat op het bureau, die mij aansprak op de verhoorbijstand. Hij was het erg oneens met het beleid, maar bleek niet op de hoogte van de hoed en de rand. Ik kon hem gelukkig uitleggen hoe het werkelijk zat. Zo werd een ontevreden advocaat in tien minuten tijd een tevreden advocaat.’
Van der Steur volgde in maart 2015, halverwege de regeerperiode van Rutte II, zijn partijgenoot Opstelten op. De Rotterdamse oud-burgemeester moest het veld ruimen naar aanleiding van de bonnetjesaffaire en de Teeven-deal met drugscrimineel Cees H. Van der Steur erfde een complex ministerie, met de nodige hoofdpijndossiers. Hij heeft het er desondanks best aardig afgebracht, vindt hij zelf. ‘Toen ik aantrad, lag er een financiële uitdaging voor het departement. Sinds ik ben aangetreden is er 1,7 miljard euro aan de begroting van Veiligheid & Justitie toegevoegd. Voor een deel is dat incidenteel vanwege de asielcrisis, voor een groot deel – 700 miljoen euro – structureel. Nu hebben we een solide begroting, waarvan ook het parlement geen aanleiding zag voor structurele bijstellingen.’
Wapenfeiten
De nieuwbakken minister mocht aan de slag met de dubbele opdracht van het departement: versterken van de rechtsstaat en verbeteren van de veiligheid. Op beide terreinen heeft het voormalig TK-lid ‘concrete maatregelen genomen en redelijke successen geboekt’. Hij noemt enkele wapenfeiten. ‘Ik ben er trots op dat ik de reorganisatie van de Nationale Politie een stap verder heb mogen brengen. Dat geldt ook voor de rechtsbijstand, het tot uitvoering brengen van de aanbevelingen van de commissie-Wolfsen. Dat is een proces dat ik heel graag wil afronden.’
Het wetsvoorstel over de gefinancierde rechtsbijstand gaat naar verwachting eind januari in consultatie. Van der Steur is ook bezig met de herziening van het Wetboek van Strafvordering, in zijn ogen een ‘ongelooflijk belangrijk dossier’. Een karwei waar de bewindsman graag verder mee wil. ‘Het is een spectaculair project, mooi om te mogen doen. Tot dusver hebben we alleen de voorbereidingen getroffen. De grote wijzigingen komen er nog aan.’
Die wijzigingen zijn talrijk, voorspelt de minister. ‘Het gaat om het mogelijk maken van digitalisering, om verbetering en versimpeling van maatregelen. Maar ook om het helder maken en beter clusteren van alle bepalingen waardoor het voor advocaten en andere betrokkenen eenvoudiger wordt met het wetboek om te gaan. Het is vooral een moderniseringsslag. Voor iedereen wordt helderder wat de rechten en plichten zijn en hoe de procedures zijn.’
Vanuit de advocatuur wordt die ambitie met argusogen bekeken. De NOvA vreest voor een moeizame en tijdrovende operatie, die niet per se leidt tot een beter werkende strafketen.
Niettemin hamert Van der Steur op de noodzaak van modernisering. ‘De basis van het wetboek is nog steeds negentiende-eeuws. In de loop der tijd is er een hoop op- en aangebouwd. Je praat over een negentiende-eeuwse, op stoom aangedreven auto waar een iPad is ingebouwd om aan de moderne eisen te voldoen. Herziening is een heel zorgvuldig proces.’
Verschoningsrecht
Een mogelijke aanpassing betreft de aanpassing van het verschoningsrecht van advocaten. ‘De advocatuur is voor mij onbetwist een van de pijlers van onze rechtsstaat. Daar horen rechten bij, maar ook plichten. Zoals het procesmonopolie en het verschoningsrecht. We zijn in overleg met de orde om te zien of en hoe we verduidelijkingen kunnen aanbrengen in het verschoningsrecht. De orde realiseert zich ook dat het verschoningsrecht niet mag worden misbruikt om criminele activiteiten te verhullen. Daar zijn we het met elkaar over eens.’
Van der Steur is nog niet zover dat hij kan ingaan op details. Bovenal geldt: zorgvuldigheid gaat boven snelheid. ‘Het is een oude discussie, waarbij het OM al meermalen heeft aangegeven dat zij misbruik ziet. Ikzelf vind dat lastig, want ik ken al die individuele gevallen niet. Er zijn belangrijke redenen waarom advocaten en notarissen het verschoningsrecht hebben en moeten behouden. We moeten er met elkaar voor zorgen dat er geen discussie en twijfel over ontstaan of blijven bestaan.’
Affiniteit
Voordat Van der Steur naar de Haagse toren van Veiligheid en Justitie verhuisde, was hij lid van de Tweede Kamer. Daarvoor opereerde hij ruim tien jaar lang als advocaat, tot 2010. Voelt hij zich advocaat of politicus? ‘Ik ben al zes jaar geen advocaat meer. Ik voel me geen advocaat meer, ik voel wel affiniteit met de advocatuur.’
Bestaat de kans dat hij terugkeert naar de advocatuur, mocht zijn politieke loopbaan ten einde komen? ‘Ik sluit niets uit. Een bijzondere aantrekkingskracht van de advocatuur is de diversiteit van het werk. Je werkt samen met andere mensen, voor andere mensen. Het gaat altijd ergens over, het is altijd interessant.’
Van der Steur ziet met goedkeuring dat de advocatuur een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Vooral wat het toezicht betreft. ‘Daar zijn grote stappen gezet. Ik noem de rol van de dekens, de proactieve aanpak bij bezoeken aan advocatenkantoren. Maar ook het college van toezicht. Ik hoop dat daar in de toekomst nog extra stappen worden gezet, ter bescherming van de rechtzoekende. Het lijkt me een heel logische stap dat advocaten zich alleen maar specialist op een bepaald rechtsgebied mogen noemen als ze ook lid zijn van de betreffende specialisatievereniging. Wat ik ook goed zou vinden, is dat de eisen die de Raad voor Rechtsbijstand stelt een-op-een overeenkomen met die van de orde. Als je eenmaal bent toegelaten als advocaat met een bepaalde specialisatie, kom je dan ook in aanmerking om gefinancierde rechtsbijstand te verlenen? Dat betekent dat er nog een aantal stappen gezet moet worden door de orde.’
De minister heeft nog meer op zijn wensenlijstje. ‘Als je advocaten, rechters en officieren van justitie spreekt, dan vinden ze allemaal van elkaar dat ze hun werk niet goed doen. Daar is nog een slag te winnen. Ik heb als Kamerlid al eens in een motie opgeroepen met elkaar in gesprek te gaan. Er gebeurt al van alles op dat punt, maar het kan veel beter. De drie elementen rechtspraak, OM en advocatuur vormen een gezamenlijke pijler onder de rechtsstaat. Zorg nou dat je meer met elkaar communiceert over elkaars kwaliteiten en problemen. Voor een deel gebeurt dat. Rechters praten met dekens. Ik vind dat het structureler en ruimer kan. Dan moet iedereen ook bereid zijn kritiek en verbeterpunten te accepteren.’
Met de digitalisering van de rechtsketen kan het ook wel een tandje sneller, stelt Van der Steur. Dat het verplicht digitaal procederen iets is uitgesteld is niet erg, zolang de vaart er maar in blijft. ‘Ten aanzien van KEI hebben we niet zoveel tijd. Op dat punt zal de advocatuur wel haar digitale poot moeten bijtrekken. Ik ken advocaten, en ik zit zelf misschien in de middenmoot, die niet erg enthousiast worden over digitalisering. Ik ken er ook die voorloper zijn. Wat dat betreft, is de advocatuur net zo breed als de samenleving. Ik denk wel dat er binnen de advocatuur veel mogelijkheden zijn om meer te doen met ICT en digitalisering, ook in kwaliteitsverbetering en betere advisering. Ook hier geldt weer: zorgvuldigheid voorop. Ik heb er geen belang bij een beroepsgroep te dwingen die niet klaar is. Dat levert alleen maar gedoe op. Het werk van advocaten is veel te belangrijk om risico’s mee te nemen.’
Mediation
Als VVD-Kamerlid diende Van der Steur in 2013 een initiatiefwetsvoorstel in om mediation in de rechtspraak te verankeren. Als minister kwam hij met een nieuw voorstel. Mediation is voor Van der Steur, zoals hij zelf zegt, een van zijn dierbare onderwerpen. Het ziet er echter niet naar uit dat hij zijn wet zelf door de Tweede Kamer kan loodsen. Daarvoor is de tijd te kort en het verschil van mening te groot. ‘Het is ingewikkeld. De consultatie is achter de rug. We hebben meer dan vijftig reacties ontvangen. Goede reacties ook, maar ze zijn het niet allemaal met elkaar eens. De mediators vinden dat het niet ver genoeg gaat, de advocatuur vindt dat het veel te ver gaat. Ik vind het van groot belang om zo’n groot mogelijk draagvlak te hebben. Ik wil in februari met al die partijen om tafel gaan zitten om te proberen hieruit te komen.’
Nederland telt circa drieduizend mediators, van wie ongeveer negenhonderd advocaat zijn. Van der Steur wil niet zozeer regels stellen aan mediation als wel aan mediators. ‘Iedereen die een beetje verstand heeft van mediation snapt dat je nooit regels moet stellen aan mediation zelf. Het mooie van mediation is nou juist dat er geen regels zijn. Dat je de vrijheid aan partijen en mediator laat om het zo in te richten als het hen goeddunkt. Behalve de afspraak over vertrouwelijkheid en de mediationovereenkomst, daar is geen discussie over. De uitkomst is ook vormvrij, binnen de grenzen van de wet. Tegelijkertijd vind ik wel dat als je het verschoningsrecht toekent, je er ook eisen aan mag verbinden. Ik vind dat mediators ervaren en goed opgeleide mensen moeten zijn. Dat vinden ze zelf ook.’
Zelf ziet hij zich niet als mediator, zegt Van der Steur resoluut. ‘Ik ben niet geschikt als mediator. Belangrijke kernkwaliteiten bezit ik niet. Je moet zeer geduldig zijn en iedereen laten uitpraten. Ik voldoe niet aan die criteria. Ik doe het ook niet voor mezelf. Ik ben een echte advocaat.’
Rechtsbijstand
Een van de felste debatten het afgelopen jaar betrof de gefinancierde rechtsbijstand. Toen Van der Steur de aanbevelingen van de commissie-Wolfsen overnam, vond hij nagenoeg alle organisaties uit de advocatuur tegenover zich. In de Kamer zag de minister zich gedwongen de grens van 900 toevoegingspunten los te laten. Hij laat zich niet verleiden tot het noemen van een nieuw getal.
‘De commissie-Wolfsen heeft gezegd: eigenlijk betaalt de minister de advocatuur per punt te veel, maar we adviseren geen aanpassingen te doen. Dan groeien we toe naar wat het in de toekomst moet worden. Dat vond ik een verstandig voorstel. Daar is ook een mooi voorbeeld van. Onder staatssecretaris Teeven heeft de NVJSA (de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten) aangegeven dat er nog echt wel wat te doen is ten aanzien van de punten. Dat er zaken zijn waar te veel en zaken waar veel te weinig punten voor gegeven worden. Het is volkomen logisch daarnaar te kijken. Dat is in het belang van iedereen.’
Puntengrens
De commissie-Van der Meer, eind vorig jaar in het leven geroepen, houdt momenteel de puntentoekenning tegen het licht. Puntengrens en puntenhoeveelheid zijn geen communicerende vaten, waarschuwt Van der Steur. ‘Een uur is een uur. De vraag hoeveel punten je moet krijgen voor welke rechtsverrichting staat helemaal los van de vraag hoeveel toevoegingen je mag doen.’
Beide zijn bepalend voor de omzet, het zijn toch twee knoppen waar je als minister aan kunt draaien? ‘Tuurlijk, dat hebben we ook gezien. Er zijn advocaten die buitengewoon succesvol zijn om met rechtsbijstand een astronomisch hoog inkomen te realiseren. Anderen vinden dat veel moeilijker. Vandaar dat de commissie-Van der Meer daar goed naar kijkt.’
De commissie-Wolfsen hanteert als uitgangspunt dat een advocatenkantoor een kwart van de omzet uit commerciële activiteiten moet halen. Of dat gegeven overeind blijft, weet Van der Steur nog niet. ‘Daarover heb ik nog geen standpunt ingenomen, omdat ik eerst in overleg wil met de orde. Ik begrijp het standpunt van de commissie-Wolfsen wel. Laten we eerlijk zijn. Ik denk dat voor heel veel advocaten een bredere blik geen kwaad kan. Ik heb dat zelf ook ervaren. Ik heb anderhalf jaar arbeidsrecht gedaan en anderhalf jaar ondernemingsrecht, om vervolgens in ondernemingsrecht verder te gaan. Die bredere blik op de beide rechtsgebieden heeft mij altijd geholpen integraal naar problemen te kijken. Ik kan me wel voorstellen dat het voor bepaalde rechtsgebieden of in bepaalde geografische gebieden ingewikkeld is.’
Net zoals zijn voorgangers had ook Ard van der Steur te kampen met incidenten. Om er een paar te noemen: de voortslepende Teeven-deal, een geënsceneerde foto van Volkert van der Graaf, onterechte kritiek op patholoog-anatoom George Maat. De minister is er vrij nuchter onder. Incidenten zijn inherent aan de baan, is zijn overtuiging. ‘Het ministerie van Veiligheid en Justitie, met al die mensen en uitvoeringsdiensten die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, houdt zich dag in, dag uit bezig met vreselijk belangrijke dingen. Dat is een kostbaar bezit, maar geen rustig bezit. Als er iets niet goed gaat, is het vrijwel altijd ernstig. Dat maak het heel dynamisch. Ik doe mijn werk met veel plezier en blijf dat doen zolang mij de gelegenheid geboden wordt.’
Ard van der Steur
2015-nu: minister van Veiligheid en Justitie
2010-2015: lid Tweede Kamer VVD
2009-2015: eigenaar/advocaat Legaltree
2006-2013: eigenaar Sturgeon Training
2006-2009: parttime docent burgerlijk recht Universiteit Leiden
2002-2014: VVD-raadslid Warmond/Teylingen
1995-2006: advocaat bij NautaDutilh
1992-1995: medewerker NOvA