De Raad van Discipline in Den Haag heeft een Rotterdamse advocaat voor vier maanden geschorst, omdat ze onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld jegens haar cliënte. De advocaat had onder meer een pensioenzaak meer dan een jaar laten liggen, zonder haar cliënte daarover adequaat te informeren.
In totaal waren er vier klachten ingediend tegen de advocaat uit het arrondissement Rotterdam. Deze had klaagster in het verleden al vaker bijgestaan in een pensioenzaak tegen diens ex-man en bij twee hoger beroepzaken tegen een andere ex-partner. Die beroepzaken hadden betrekking op een geldlening en ontbinding van een koopovereenkomst.
De klachten zagen op de pensioenzaak die ruim een jaar lang was blijven liggen, het niet reageren op de e-mails van klaagster, het te laat instellen van hoger beroep inzake de kwesties van de geldlening en koopovereenkomst en het niet terugbetalen van griffierecht aan klaagster.
De raad stelt voorop dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Op grond van gedragsregel 8 dient een advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Dat was onvoldoende gebeurd. De afspraken werden onvoldoende tot niet vastgelegd en voor klaagster was onduidelijk welke stappen werden ondernomen door de advocaat bij de behandeling van haar zaken.
De advocaat erkent dat de pensioenzaak te lang was blijven liggen en dat ze herhaaldelijk niet op e-mailberichten van klaagster heeft gereageerd. De schuld voor de te laat ingediende appeldagvaarding legt de advocaat bij de deurwaarder, maar dit acht de raad ongegrond. Uit de stukken blijkt niet dat de advocaat klaagster direct na ontdekking van deze fout op de hoogte heeft gesteld. Door het laten verstrijken van de beroepstermijn is klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
Het griffierecht van 308 euro werd uiteindelijk terugbetaald, maar wel pas tijdens de klachtprocedure bij de deken.
De advocaat werd voor vier maanden geschorst, waarvan twee voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ook haar tuchtrechtelijke verleden werd hierbij meegewogen.